NASK 1 H6 Warmte

Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Kader 4!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de examensite opdrachten. 




Jas over je stoel
HERHALING
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Benodigheden
- laptop
- Binas
- Rekenmachine 


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Kader 4!
Ga zitten en start met:

Ga verder met de examensite opdrachten. 




Jas over je stoel
HERHALING

Slide 1 - Slide

VANDAAG
HERHALEN:    Hoofdstuk 6 Warmte


Slide 2 - Slide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Slide

  • § 6.1 Warmte en temperatuur
  • § 6.2 Brandstoffen verbranden
  • § 6.3 Warmtetransport
  • § 6.4 Isoleren

Slide 4 - Slide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Aan de slag
  6. Nabespreking
  7. Afsluiting

Slide 5 - Slide

6.1 Warmte en temperatuur

Slide 6 - Slide

6.1 Leerdoelen: Warmte en temperatuur
  1. Je kunt elektrische warmtebronnen herkennen.
  2. Je kunt het energie-stroomdiagram van een elektrische warmtebron tekenen.
  3. Je kunt berekenen hoeveel warmte een elektrische warmtebron in een bepaalde tijd levert.
  4. Je kunt het verband tussen temperatuur en tijd meten en weergeven in een diagram.
  5. Je kunt het verband tussen temperatuur en warmte bepalen en weergeven in een diagram.

Slide 7 - Slide

Energie-stroom diagram
Diagram waarin een energieomzetting wordt weergegeven:
Links soort energie die apparaat opneemt
rechts soort energie die apparaat afstaat

Slide 8 - Slide

Warmte berekenen

Omdat een elektrische bron alle energie omzet in warmte , kun je de hoeveelheid warmte berekenen met: Q =E = P x t


Q = Warmte in Joule

E = Elektrische energie

P = Vermogen in Watt

T = Tijd in seconde

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

omrekenen Kelvin - oCelsius

Slide 11 - Slide

6.2 Brandstoffen verbranden

Slide 12 - Slide

6.2 Leerdoelen: Brandstoffen verbranden
  1. Je kunt voorbeelden noemen van warmtebronnen die chemische energie verbruiken.
  2. Je kunt berekeningen uitvoeren met de verbrandingswarmte van een brandstof.
  3. Je kunt een reactieschema opstellen voor de volledige verbranding van aardgas.
  4. Je kunt uitleggen waarom je bij gastoestellen voor voldoende luchttoevoer moet zorgen.
  5. Je kunt beschrijven hoe je op een gasbrander de gewenste vlam kunt instellen.
  6. Je kunt de temperatuur omrekenen van graden Celsius (°C) naar kelvin (K), en omgekeerd.

Slide 13 - Slide

Volledige en onvolledige verbranding

Volledige verbranding aardgas    (blauwe vlam)

  • Voldoende zuurstof
  •  Methaan + zuurstof ==> koolstofdioxide (CO2) + water (H2O)


Onvolledige verbranding aardgas    (oranje vlam)

  • Onvoldoende zuurstof
  • Methaan + (weinig) zuurstof ==> koolstofmono-oxide (CO) + water (H2O)

Slide 14 - Slide

Verbrandingswarmte
verbrandingswarmte van 30 MJ/kg betekent:
Er komt van 1 kg steenkool 
30 MJ warmte vrij
(MJ = mega joule = 1.000.000 J) 

30 MJ/m3 betekent:  er komt van 1 m3 gas 30 MJ warmte vrij

Slide 15 - Slide

6.3 Warmtetransport

Slide 16 - Slide

6.3 Leerdoelen: Warmtetransport
  1. Je kunt drie vormen van warmtetransport onderscheiden.
  2. Je kunt beschrijven hoe warmtetransport door geleiding plaatsvindt.
  3. Je kunt voorbeelden geven van goede en van slechte warmtegeleiders.
  4. Je kunt beschrijven hoe warmtetransport door stroming plaatsvindt.
  5. Je kunt beschrijven hoe warmtetransport door straling plaatsvindt.
  6. Je kunt uitleggen welke voorwerpen straling goed absorberen en welke niet.

Slide 17 - Slide

Absorberen

  • Betekend: Het in zich opnemen

  • Donkere voorwerpen absorberen een groot deel van de straling 

  • => Voorwerp wordt warm
Weerkaatsen

  • Betekend: Terug laten komen in omgekeerde richting

  • Lichte en glanzende voorwerpen kaatsen deze straling grotendeels terug

  • => Voorwerp wordt minder warm

Slide 18 - Slide

6.4 Leerdoelen Isoleren
  1. Je kunt drie manieren beschrijven waarop een huis warmte verliest aan de omgeving.
  2. Je kunt uitleggen hoe het komt dat een goed geïsoleerd huis minder energie verbruikt.
  3. Je kunt vier manieren beschrijven om een woonhuis te isoleren tegen warmteverlies.
  4. Je kunt van elke manier van isoleren uitleggen hoe die het warmteverlies tegengaat.
  5. Je kunt uitrekenen hoeveel de bewoners door isolatie kunnen besparen in m3 aardgas en in euro’s.

Slide 19 - Slide

Isolatie kan warmte binnen houden.
Of warmte buiten houden. 
6.4

Slide 20 - Slide

Warmteverlies op een foto
Met behulp van een infrarood-camera kun je het warmteverlies van een huis laten zien.

Hoe dichter de kleur bij het rood komt op de rechter balk  hoe meer verlies.

Slide 21 - Slide

Isolatie
Buiten is het vaak kouder dan binnen. De warme lucht wil dus van binnen naar buiten. 

Als je je huis goed isoleert heb je dus minder warmteverlies.

Slide 22 - Slide

Isolatie
Isolatiemateriaal bestaat uit kleine luchtzakjes. Lucht is een slechte warmtegeleider, en dus een goede isolator!

Slide 23 - Slide

Pak je telefoon
uit de bak

Inloggen bij lessonup.app

Slide 24 - Slide

Wat is de formule om het energieverbruik te berekenen?
A
E = P : t
B
E = t : P
C
E = P x t

Slide 25 - Quiz

Een lamp van 50 W brandt van 18.00 tot 21.30 uur. Bereken het energieverbruik.

P = 50 W t = 3,5 h
A
175 J
B
630 000 J
C
175 kWh
D
630 000 kWh

Slide 26 - Quiz

Van welke factoren hangt het vermogen van een elektrisch apparaat af?
A
Stroomsterkte en tijd
B
Vermogen en spanning
C
Spanning en tijd
D
Spanning en stroomsterkte

Slide 27 - Quiz

Warmtebron
Warmte
Elektrische energie
Energieomzetting
Soort energie waarop elektrische apparaten werken
Soort energie die door een warmtebron wordt geleverd
Verandering van de ene soort energie in een andere soort energie
Voorwerp of apparaat dat wamte levert

Slide 28 - Drag question

Steenkool heeft een verbrandingswarmte van 29 MJ/kg.
Wat betekent dit?
A
1 MJ warmte nodig is om 29 kg steenkool te verbranden.
B
29 MJ warmte nodig is om 1 kg steenkool te verbranden.
C
1 MJ warmte vrijkomt bij verbranding van 29 kg steenkool.
D
29 MJ warmte vrijkomt bij verbranding van 1 kg steenkool.

Slide 29 - Quiz

Marcella gaat een kampvuur maken met 700 gram hout (verbrandingswarmte 16 MJ/kg), hoeveel warmte komt er vrij als ze al het hout verbrand?
A
22 857 143 J
B
11 200 J
C
11 200 000 J
D
22857 J

Slide 30 - Quiz

De verbrandingswarmte van biogas is 21 MJ/m3. Hoeveel verbrandingswarmte zit er in 12,5 m3 biogas?
A
263 MJ
B
263 kJ
C
1,68 MJ
D
1,68 kJ

Slide 31 - Quiz

een radiator verwarmt een kamer. van welke vorm van warmtetransport is hier sprake?
A
stroming
B
geleiding
C
straling
D
er is geen warmtetransport

Slide 32 - Quiz

In het glas is er warmtetransport door
A
Geleiding
B
Stroming
C
Straling
D
Geen

Slide 33 - Quiz

In welke toestand kan warmtetransport door stroming niet plaatsvinden?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas

Slide 34 - Quiz

Welke vorm van warmtetransport gebruikt de zon om de aarde te verwarmen?
A
geleiding
B
stroming
C
straling

Slide 35 - Quiz

Wat is waar over voorwerpen die warmte absorberen?
A
Deze voorwerpen zijn licht van kleur, meestal wit, en hebben een glanzend oppervlak
B
Deze voorwerpen zijn donker van kleur, meestal zwart, en hebben een glanzend oppervlak
C
Deze voorwerpen zijn licht van kleur, meestal wit, en hebben een mat oppervlak
D
Deze voorwerpen zijn donker, meestal zwart, en hebben een mat oppervlak

Slide 36 - Quiz

Wie heeft gelijk en waarom?

Slide 37 - Slide

Wie heeft gelijk en waarom?

Slide 38 - Open question

De kachel geeft vooral warmte af door...
A
Warmtestraling
B
Warmtestroming

Slide 39 - Quiz

Hoe kun je goed warmte isoleren?
A
Dubbele glazen in het raam
B
Metalen muren in je huis hebben
C
Buiten koken
D
Lucht tussen de muur

Slide 40 - Quiz

Waar zien we een voorbeeld van GELEIDING bij een pan met kokend water?
A
Vanaf het vuur naar de omgeving
B
In het water
C
In de steel van de pan

Slide 41 - Quiz

Warmteverlies door straling ga je tegen
A
Door het vasthouden van de warme lucht
B
Door te isoleren.
C
Door de warmte terug te kaatsen.
D
Door luchtstroming te verminderen.

Slide 42 - Quiz

Warmtestraling
A
Moet altijd door een tussenstof
B
Gaat niet door een tussenstof

Slide 43 - Quiz