chapitre 3 klas2

programme d'aujourd'hui 
 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

programme d'aujourd'hui 
 

Slide 1 - Slide

Traduis les mots suivants en Néerlandais :
1. les chaussures
2. bientôt
3. On y va!

Slide 2 - Open question

Traduis les mots suivants en français:
1. de geschiedenis
2. voor ( plaats)
3. de gympen
4. dragen

Slide 3 - Open question

traduis:
1. on va en ville ce weekend?
2. Tu fais quelle taille?
3. il coute combien?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Exemple : comment tu trouves ce jean?
Il est beau.
Schrijf 3 vragen. Utilise/gebruik :ce, cet, cette, ces

Slide 6 - Slide

Schrijf de vraag en geef antwoord

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Ecris une question et donne la réponse

Slide 9 - Open question


Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Ecris une question et donne la réponse

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Vertaal de volgende woorden:
1. décider
2. possible
3. le supermarché
4. le mois
5. finir

Slide 15 - Open question

Vertaal naar het Frans:
1. de appel
2. boodschappen doen
3. een beetje
4. samen

Slide 16 - Open question

Qu'est - ce que tu veux acheter?
A
wat kan jij kopen?
B
wat wil je kopen?
C
wat koop jij vandaag?
D
wil jij iets kopen?

Slide 17 - Quiz

Je cherche un cadeau pour Lucas
A
Ik zoek een cadeau voor Lucas
B
ik wil een cadeau aan Lucas geven
C
Ik geef een cadeau aan Lucas
D
ik neem een cadeau voor Lucas

Slide 18 - Quiz

Choisis le bon mot:
Elle porte une jupe à la mode/ l'exemple.

Slide 19 - Open question

choisis le bon mot"
- Il porte une chemise ça dépend/ grise

Slide 20 - Open question

Traduis et complète les phrases: eigen, een hoed, rok
1. Rose ne porte pas de ...., elle préfère les jeans.
2. Elle dit toujours "j'ai mon ....... style'
3. Elle n'aime pas les casquettes , elle préfère porter ....

Slide 21 - Open question

Bron H:les verbes pouvoir et vouloir 

Slide 22 - Slide

Écris une invitation d'environ 30 mots à tes ami(e)s sur Whats App. Utilise les verbes vouloir et pouvoir.Écris le jour . l'endroit (plek), l'heure et les activités.

Slide 23 - Open question


Slide 24 - Open question

Schrijf een tekst waar je de volgende punten gaat verwerken:
1. Vertel wat je graag wilt kopen
2. Hoeveel kost het ?
3. Welke maat heb je?
4. Vertel nog iets erover

Slide 25 - Open question

Schrijf de volgende tekst waar je de volgende punten gaat verwerken:
1. Vertel dat je een cadeautje voor je vriend ( in) gaat kopen.
2. Vertel dat waar hij/ zij van houdt.
3. Vertel waar hij/ zij van houdt om te dragen.
4. Vertel naar welke winkel je gaat

Slide 26 - Open question