6-1 Spanning

6-1 Spanningsbron
Wat heb je nodig? Pen, potlood geo. schrift, leerboek
(blz. 184)
5 min - Lesdoelen
15 min - Uitleg:        
Spanningsbronnen
20 min - Practica 1 (blz. 213) 
5 min - Wat heb je geleerd
Zelfstandig werken
6.1 digitaal of in je boek
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6-1 Spanningsbron
Wat heb je nodig? Pen, potlood geo. schrift, leerboek
(blz. 184)
5 min - Lesdoelen
15 min - Uitleg:        
Spanningsbronnen
20 min - Practica 1 (blz. 213) 
5 min - Wat heb je geleerd
Zelfstandig werken
6.1 digitaal of in je boek

Slide 1 - Slide

                  Lesdoel
  • Ik weet wat nodig is om een elektrische apparaat te laten werken.
  • Ik kan spanning meten
  • Ik kan spanning omrekenen tussen volt en kilovolt.

Slide 2 - Slide

Spanningsbronnen en spanning

  • Een spanningsbron zorgt voor de elektrische energie om een elektrische apparaat te laten werken.

Slide 3 - Slide

Spanningsbronnen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Twee aansluitpunten
  • Pluspool en minpool.
  • Bij een stopcontact 
        heten de aansluitpunten 
        fase en nul

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Spanning
De spanning van een spanningsbron bepaalt hoeveel energie de spanningsbron kan leveren.
Het symbool voor spanning is U
De eenheid van spanning is volt (V)

Slide 8 - Slide

Spanning meten
Spanning meet je met een voltmeter. Let op de aansluiting.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Omrekenen
1000 V is 1 kV

Slide 11 - Slide

Wat is de spanning?
A
2,5 V
B
12,5 V
C
25 V

Slide 12 - Quiz

Wat is de spanning?
A
2,1 V
B
10,5 V
C
21 V

Slide 13 - Quiz

Wat is de spanning?
A
2,3 V
B
11,5 V
C
23 V

Slide 14 - Quiz

Wat is de spanning?
A
2,4 V
B
12 V
C
24 V

Slide 15 - Quiz


A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz


A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz


A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz


A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz


A
2,3
B
0,23
C
2 300
D
23 000

Slide 20 - Quiz


A
0,4
B
4
C
4 000
D
40 000

Slide 21 - Quiz


A
250
B
2 500
C
0,0025
D
0,000 25

Slide 22 - Quiz


A
0,15
B
1,5
C
15
D
150

Slide 23 - Quiz

Stroomkring
  • Een elektrische stroom gaan lopen als een elektrisch apparaat aan een spanningsbron gekoppeld is.
  • Een geleider is eens tof waar een elektrische stroom makkelijk doorheen kan.
  • Een isolator is eens tof waar een elektrische stroom niet makkelijk doorheen kan.

Slide 24 - Slide

Stroomkring
  • Als de stroom niet wordt onderbroken heb je een gesloten stroomkring.
  • Je kan de stroom onderbreken met een schakelaar.
  • Als de stroom onderbroken wordt kan er geen stroom meer vloeien.

Slide 25 - Slide

Stroomsterkte
  • De grootte van de elektrische stroom is de stroomsterkte.
  • Het symbool voor stroomsterkte is een I
  • Stroomsterkte meet je met een ampèremeter.
  • Een ampèremeter schakel je als deel van de stroombaan.

Slide 26 - Slide

Schakelschema

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Schakeling - spanning
Maak eens schakeling met een gloeilamp. Meet de spanning over het gloeilampje en meet de spanning over de spanningsbron.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

ZELFSTANDIG WERKEN
HUISWERK:
6.1 Digitale methode

AFSPRAKEN HUISWERK:
Dag van tevoren (voor 24:00) in de digitale methode. 

Slide 31 - Slide

Heb je alle lesdoelen behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Foto van je huiswerk hier inleveren

Slide 33 - Open question