B4 Bevruchting en zwangerschap

B4 Bevruchting en zwangerschap
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

B4 Bevruchting en zwangerschap

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

- Je kunt beschrijven welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw plaatsvinden net voor en na de bevruchting.
- Je kunt de verschillen in de functie van zaadcellen en eicellen noemen.
- Je kunt de embryonale ontwikkeling beschrijven.
- Je kunt beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen ontstaan.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Zaadcel bevrucht eicel

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

HCG hormoon
 
Zorgt voor instandhouden van het gele lichaam 

1 week na de innesteling in de urine

Slide 9 - Slide

10% tot 15% van de vrouwen krijgt een miskraam

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Navelstreng
De baby is met de moeder verbonden via de navelstreng.
De navelstreng gaat naar de placenta/ moederkoek. 

Door de navelstreng lopen 3 bloedvaten. Een navelstrengader en 2 navelstrengslagaders. 

Slide 13 - Slide

Tweelingen
eeneiige tweeling: Tweeling ontstaan uit één eicel en één zaadcel.

Twee-eiige tweeling: Tweeling ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen.

Slide 14 - Slide

Aan de slag....
Lezen bas 4 Bevruchting en zwangerschap vanaf blz. 98
Maken opdr. 1 t/m 7    (4 niet)

Slide 15 - Slide

Huiswerk en evaluatie
Kun jij nu de volgende vragen beantwoorden?

Slide 16 - Slide

Een eicel is veel ..... dan een zaadcel
A
Kleiner
B
Groter

Slide 17 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft een geslachtscel (eicel/zaadcel)
A
32
B
23
C
46
D
48

Slide 18 - Quiz

De eicel wordt bevrucht door een zaadcel.

Waar wordt de eicel bevrucht door de zaadcel?
A
in de baarmoeder
B
in de eileider
C
in de vagina

Slide 19 - Quiz

De ... bepaalt het geslacht van het kind
A
eicel
B
zaadcel
C
eicel & zaadcel samen
D
dat kan je niet weten

Slide 20 - Quiz

Na de bevruchting bevat een bevruchte eicel ...
A
23 chromosomen
B
23 chromosomenparen
C
46 chromosomen
D
46 chromosomenparen

Slide 21 - Quiz

Na de bevruchting heeft een eicel hetzelfde genotype als vóór de bevruchting.

A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Na de bevruchting, waar bevindt deze bevruchte eicel zich dan gewoonlijk?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Vagina
D
Ovarium

Slide 23 - Quiz

Thuis verder oefenen

Slide 24 - Slide

Bloedsomloop foetus - sleep naar de juiste plaats
Navelstrengslagader
Navelstrengader
Placenta
Zuurstofrijk
Zuurstofarm

Slide 25 - Drag question

Benoem de juiste onderdelen van de navelstreng.
A is kant van de foetus , B is kant van de placenta
1
2
navelstrengader
navelstrengslagader

Slide 26 - Drag question

Navelstrengader
Navelstrengslagaders
Via welke ader(s) worden de volgende stoffen getransporteerd?
Zuurstof
Voedingsstoffen
Afvalstoffen

Slide 27 - Drag question

Placenta
Embryo met navelstreng
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng

Slide 28 - Drag question

Welke (slag)ader vervoert wat in de navelstreng?

1
2
A zit vast aan de foetus
B is richting de placenta
Navelstrengader
Navelstrengslagader

Slide 29 - Drag question