Woordenschat 2

werkstraf
A
degenen die schade (nadeel) van iets ondervinden
B
zonder beperkende voorwaarden; beslist
C
straf waarbij de veroordeelde bepaald werk moet uitvoeren als alternatief voor gevangenisstraf
D
geldbedrag dat een slachtoffer krijgt als compensatie voor geleden schade
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

werkstraf
A
degenen die schade (nadeel) van iets ondervinden
B
zonder beperkende voorwaarden; beslist
C
straf waarbij de veroordeelde bepaald werk moet uitvoeren als alternatief voor gevangenisstraf
D
geldbedrag dat een slachtoffer krijgt als compensatie voor geleden schade

Slide 1 - Quiz

benadeelden
A
degenen die schade (nadeel) van iets ondervinden
B
zonder beperkende voorwaarden; beslist
C
eerlijk; integer; deugdelijk
D
klein (of zo klein mogelijk) maken; tot een minimum beperken

Slide 2 - Quiz

minimaliseren
A
degenen die schade (nadeel) van iets ondervinden
B
zonder beperkende voorwaarden; beslist
C
eerlijk; integer; deugdelijk
D
klein (of zo klein mogelijk) maken; tot een minimum beperken

Slide 3 - Quiz

betrouwbaar
A
degenen die schade (nadeel) van iets ondervinden
B
zonder beperkende voorwaarden; beslist
C
eerlijk; integer; deugdelijk
D
klein (of zo klein mogelijk) maken; tot een minimum beperken

Slide 4 - Quiz

onvoorwaardelijk
A
degenen die schade (nadeel) van iets ondervinden
B
zonder beperkende voorwaarden; beslist
C
eerlijk; integer; deugdelijk
D
klein (of zo klein mogelijk) maken; tot een minimum beperken

Slide 5 - Quiz

goedgelovig
A
degenen die schade (nadeel) van iets ondervinden
B
niet te bereiken
C
eerlijk; integer; deugdelijk
D
te snel iets gelovend; naïef; kritiekloos dingen aannemend

Slide 6 - Quiz

onbereikbaar
A
degenen die schade (nadeel) van iets ondervinden
B
niet te bereiken
C
eerlijk; integer; deugdelijk
D
te snel iets gelovend; naïef; kritiekloos dingen aannemend

Slide 7 - Quiz

liegen alsof het gedrukt
A
een tegenvaller; een onverwachte, vervelende situatie; een onvermoede schadepost
B
iets misdaan hebben (zonder dat de overtreder hiervoor al gestraft is)
C
met een stalen gezicht een leugen vertellen
D
Het is verdacht.

Slide 8 - Quiz

Daar zit een luchtje aan.
A
een tegenvaller; een onverwachte, vervelende situatie; een onvermoede schadepost
B
iets misdaan hebben (zonder dat de overtreder hiervoor al gestraft is)
C
met een stalen gezicht een leugen vertellen
D
Het is verdacht.

Slide 9 - Quiz

een lijk in de kast
A
een tegenvaller; een onverwachte, vervelende situatie; een onvermoede schadepost
B
iets misdaan hebben (zonder dat de overtreder hiervoor al gestraft is)
C
met een stalen gezicht een leugen vertellen
D
Het is verdacht.

Slide 10 - Quiz

iets op z’n kerfstok hebben
A
een tegenvaller; een onverwachte, vervelende situatie; een onvermoede schadepost
B
iets misdaan hebben (zonder dat de overtreder hiervoor al gestraft is)
C
met een stalen gezicht een leugen vertellen
D
Het is verdacht.

Slide 11 - Quiz

Dat kan me gestolen worden.
A
Dat interesseert me totaal niet. Daar vind ik niets aan.
B
met een stalen gezicht een leugen vertellen
C
Bedrog is een manier om snel voordeel te behalen, maar uiteindelijk bereik je meer met eerlijkheid.
D
heimelijke, verboden zaken; illegale zaken

Slide 12 - Quiz

Eerlijk duurt het langst.
A
Dat interesseert me totaal niet. Daar vind ik niets aan.
B
met een stalen gezicht een leugen vertellen
C
Bedrog is een manier om snel voordeel te behalen, maar uiteindelijk bereik je meer met eerlijkheid.
D
heimelijke, verboden zaken; illegale zaken

Slide 13 - Quiz