3 hv H5 Lezen - Functiewoorden

Dinsdag 11 april 2023
Terugblik lezen en schrijven
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Dinsdag 11 april 2023
Terugblik lezen en schrijven

Slide 1 - Slide

3 hv H5 Lezen - functiewoorden 1

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Ik kan/weet:
  • de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden.
  • functies van delen van de tekst benoemen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Signaalwoorden en functiewoorden
Signaalwoorden in een tekst zorgen voor structuur, samenhang en verbinding tussen alinea's.

Een functiewoord geeft de functie van een tekstdeel aan.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Oefenen
Op de volgende slides vind je een aantal tekstfragmenten. Welk functiewoord hoort bij de tekst?

Slide 7 - Slide

Uit het onderzoeksrapport van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat scholen in het basis- en voortgezet onderwijs weinig aandacht besteden aan het Fries.
A
Aanleiding
B
Argument
C
Probleemstelling
D
Voorbeeld

Slide 8 - Quiz

De scholen zeggen dat leerlingen geen behoefte hebben om Fries te krijgen, maar uit het onderzoek blijkt dat 33% van de leerlingen Fries als moedertaal heeft en graag meer Fries onderwijs wil.
A
aanleiding
B
argument
C
probleemstelling
D
weerlegging

Slide 9 - Quiz

Vandaag begint voor de meeste universiteiten het academisch jaar. Met plechtig ritueel openen de universiteiten het collegejaar. Op het programma staan tradities, lezingen, muzikale intermezzo’s en het uitreiken van prijzen.
Echter, sommigen zijn niet in de wieg gelegd om altijd maar door te studeren. Zij kunnen niet meedoen aan de studentenverenigingscultuur. Laatst zat ik in de trein met een medewerker van de NS. Hij was storingsmonteur en vertelde over de opleiding die hij had gedaan. Bij het opleidingsinstituut van de NS had hij geleerd hoe onderdelen van treinen vervangen moesten worden. Een mbo niveau twee opleiding.
Dit wordt in onze samenleving helaas te weinig onderkend. Als je niet zo ‘slim’ bent, moet je naar het (v)mbo of praktijkonderwijs. Zogenaamd ‘minderwaardige’ onderwijsvormen. Na die scholen word je immers ‘lager’ of ‘middelbaar’ opgeleid, en daarmee minder goed dan ‘hoger’ opgeleiden. Te vaak leeft onder de leerlingen en hun ouders het idee dat zij nooit succesvol zullen worden. Daarom streven ouders naar een havo- of vwo-opleiding voor hun kind, want dat is wél goed voor zijn of haar toekomst. Dit terwijl 71 procent van de beroepsbevolking lager of middelbaar opgeleid is. Is het niet verschrikkelijk dat we zo’n grote groep op deze manier wegzetten?
anekdote
conclusie
aanleiding
probleemstelling
voorbeeld
verklaring
definitie

Slide 10 - Drag question

Hoe noemen we de zin 'Ik vind dat roken slecht is.'?

(standpunt/argument/weerlegging)

Slide 11 - Open question

aanbeveling
conclusie
argument
Ik vind dus dat roken verboden moet worden.
Ik raad winkels aan geen sigaretten meer te verkopen.
Roken is namelijk slecht voor je gezonheid.

Slide 12 - Drag question

voorbeeld
definitie
tegenwerping
Meeroken betekent dat je tabaksrook van een ander inademt.
Maar een sigaretje is wel lekker.
Je kunt bijvoorbeeld een slecht gebit krijgen.

Slide 13 - Drag question

oorzaak
gevolg
probleemstelling
Jongeren beginnen vaak met roken door groepsdruk.
Uiteindelijk kun je verslaafd raken.
Het is schokkend dat jongeren steeds vroeger beginnen met roken.

Slide 14 - Drag question

samenvatting
uitwerking
verklaring
Groepsdruk kan ontstaan door de onzekerheid van pubers.
Al met al heeft roken gevolgen voor je gezondheid, voor je portemonnee en voor je relaties.
Een verslaving kun je omschrijven als het niet meer zonder iets kunnen, zowel fysiek als mentaal.

Slide 15 - Drag question


Wat is een weerlegging?
A
een herhaling van je standpunt
B
een tegenargument
C
een ontkrachting van een (tegen)argument
D
een nieuw argument

Slide 16 - Quiz


Wat is een anekdote?
A
een grappig en herkenbaar verhaaltje
B
een reden om ergens over te schrijven
C
een bepaalde vraag
D
een constatering

Slide 17 - Quiz


Waar komt een afweging vaak voor?
A
aan het begin van een tekst
B
in de bron van een tekst
C
in het midden van een tekst
D
aan het eind van een tekst

Slide 18 - Quiz


In welke zin staat een nuancering?
A
Je ben niet meteen verslaafd als je één sigaret hebt gerookt.
B
Roken is nog veel schadelijker dan mensen denken.
C
Bovendien stinken mensen die roken uit hun mond.
D
Heb je er wel eens aan gedacht wat roken doet met je witte muren?

Slide 19 - Quiz

Lesdoelen
Ik kan een zakelijke brief schrijven, rekening houdend met de briefconventies

Slide 20 - Slide

Wat zijn de verschillen tussen een zakelijke email en een persoonlijke email?

Slide 21 - Open question

Formele taal

Formele taal is een naam voor taal die je gebruikt in serieuze situaties.
Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je praat of schrijft met mensen die je niet zo goed kent of in 'zakelijke situaties'. Je gedraagt je netter en je gebruikt ook wat nettere taal. 

Informele taal
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot. Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.

Slide 22 - Slide

Voorbeelden

Slide 23 - Slide

Waar begin je een zakelijke e-mail mee?
A
Met de aanhef
B
Je schrijfdoel
C
Met de inleiding
D
Met de datum

Slide 24 - Quiz

T.a.v.
Je krijgt een zakelijke brief. Bovenaan zie je het volgende staan:

Amstelveen College
t.a.v. Eerin Engelen
Sportlaan 27
1185 TB Amstelveen

Slide 25 - Slide

Wat betekent t.a.v.?

Slide 26 - Open question

Datum
Bovenaan een brief staat altijd de datum. 

Maar hoe spel je die correct?

Slide 27 - Slide

Welke is goed?
A
Hoorn 12 januari 2018,
B
Hoorn, 12-01-2018
C
Hoorn, 12 januari 2018
D
Hoorn 12-01-2018,

Slide 28 - Quiz

Een sollicitatiebrief is een:
A
amuserende tekst
B
uiteenzettende tekst
C
betogende tekst
D
activerende tekst

Slide 29 - Quiz

Welke is goed als aanhef?
A
Hoi mevrouw,
B
Geachte A. de Groot,
C
Beste Mevrouw Bakker
D
Geachte meneer Van Baalen,

Slide 30 - Quiz

Welke groet is correct gespeld?
A
hoogachtend,
B
Met vriendelijke groet,
C
Hoogachtend
D
met vriendelijke groet

Slide 31 - Quiz

Welke emoji past het best bij jou?
Hoe goed kan jij een zakelijke brief/e-mail schrijven?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll