Bedenk 4 zinnen waarin het werkwoord
savoir voorkomt. In elke zin gebruik je een andere tijd. Het gaat om de tijden die we net hebben behandeld:
le présent, le passé composé, l'imparfait en le futur simple.
*Exemple: Je sais répondre à la question difficile.
Lever deze 4 zinnen in op de volgende dia.