NIEUW THEO LES 7: Stofwisseling

• Schoonheidsverzorging
• MBO
• Studiejaar 1

Stofwisseling / Metabolisme

Algemene theorie

Les 8

Vandaag

• Stofwisseling 

Lesdoel

• De student kent de definitie en functies van stofwisseling. 

Stofwisseling  

Metabolisme

• Het opnemen, omzetten en verbranden van voedingsstoffen -> energie
• Stofwisseling / metabolisme in rust = grondstofwisseling/ basaalmetabolisme (BMR (basale metabolic rate))

Functies stofwisseling

• Omzetting van voedingsstoffen in bouwstoffen en energie
• Energiebron zodat lichaamsprocessen door kunnen gaan
• Het verwerken van afvalstoffen
• De aanmaak en het verbruik van reserves

Welke producten heeft ons lichaam nodig om de stofwisseling tot stand te kunnen brengen?

Wat hebben we nodig voor de stofwisseling?

• Eiwitten / Proteïnen
• Koolhydraten / Sacchariden = suikers
• Vetten / Lipiden
• Enzymen
• Water
• Vitamines
• Mineralen

Stofwisselingsprocessen

Assimilatie 

• Gelijkmaking van voedingsstoffen tot lichaamseigen stoffen
• Anabolisme = opbouw
• Hormonen adrenaline en thyroxine zijn hierbij betrokken

Vindt plaats in de darmwand- en levercellen

Stofwisselingsprocessen

Dissimilatie

• Ontleding - Verbranding
  
• Hierdoor ontstaat energie
  
• Katabolisme = afbraak

Dit proces vindt plaats in de cellen 

Kunnen we de stofwisseling beïnvloeden?

1. JA
2. NEE

Assimilatie en dissimilatie

• Wanneer assimilatie groter is dan dissimilatie neemt het lichaamsgewicht toe

• Wanneer dissimillatie groter is dan assimilatie neemt het lichaamsgewicht af

• Reservevoorraad kan aangesproken worden

Energieproductie

Door dissimilatie van voedingsstoffen ontstaat energie (warmte en arbeidsvermogen)

• Kilocalorie (kcal)
• Kilojoule (kJ)

• 1  kcal = 4,2 kJ

Hoeveelheid kJ afhankelijk van bouwstof:

• 1 gram vet is 9 kcal of 38 kJ
• 1 gram eiwit  of koolhydraat is 4 kcal of 17 kJ

Stofwisselingssystemen

• Spijsvertering
• Ademhaling
• Bloedsomloop
• Uitscheiding 

Bij welk proces worden lichaamsvreemde stoffen omgezet naar lichaamseigen stoffen?

1. Assimilatie
2. Dissimilatie

Wat gebeurd er als je assimilatie hoger is dan je dissimilatie?

1. Je verliest gewicht
2. Je krijgt er gewicht bij
3. Je gewicht blijft stabiel

Maak de opdracht

Huiswerk: Opdracht stofwisseling

Rondvraag

Wat heb je van deze les geleerd?

Volgende les

Spijsverteringsstelsel