Basis ICT woordenschat: de computer
1 / 36
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
de computer:
waar denk
je dan aan?
waar denk
je dan aan?
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Wat is dit?
A
het touchpad
B
de laptop
C
het toetsenbord
D
de beeldscherm
Slide 24 - Quiz
A
de muis
B
het beeldscherm
C
de linker muisknop
D
de rechter muisknop
Slide 25 - Quiz
A
de muis
B
het touchpad
C
de USB-poort
D
de iPad
Slide 26 - Quiz
A
het toetsenbord
B
de computer
C
het touchpad
D
de aan / uitknop
Slide 27 - Quiz
Wat is dit?
Slide 28 - Open question
Wat is kapot?
Slide 29 - Open question
Wat is dit?
Slide 30 - Open question
Wat is dit?
Slide 31 - Open question
Wat is dit?
Slide 32 - Open question
Wat is dit?
Slide 33 - Open question
Een laptop heeft:
Een laptop heeft niet:
Slide 34 - Drag question
Welke woorden
kun je onthouden?
kun je onthouden?
