TA Thema 3, week 2 Les 7 TRAPPEN VAN VERGELIJKING

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

TRAPPEN VAN VERGELIJKING

LESDOEL

Ik weet wat een trap van vergelijking is en kan de trap van vergelijking maken.

slim - slimmer - slimst

1. Ik ben slim.
2. Jij bent slimmer.
3. En hij is het slimst.

groot - groter - grootst

1. Jij bent groot.
2. Ik ben groter.
3. Hij is het grootst.

juf doet het voor

GRAPPIG

Ik ben grappig.

Mijn broer is .......

Mijn vader is het .......

grappig

Vergrotende trap

Overtreffende trap

TRAPPEN VAN VERGELIJKING

juf doet het voor

LIEF

Zij is ......

Mijn broer is .......

Mijn vader is het .......

grappig

Vergrotende trap

Overtreffende trap

TRAPPEN VAN VERGELIJKING

LET OP 

goed - beter - best

graag - liever - liefst

weinig - minder - minst

veel - meer - meest

Nu samen

STERK

Ik ben sterk.

Mijn broer is .......

Mijn vader is het .......

sterk

Nu jullie

STOER

Ik ben stoer.

Mijn broer is .......

Mijn vader is het .......

stoer

Nu jullie

HOOG

De flat is .....

Mijn broer is .......

Mijn vader is het .......

stoer

Wat is de juiste volgorde
bij deze trap van vergelijking?

1. groot - groter - grootst
2. groots - groot - groter
3. groter - grootst - groot
4. groot - groots - groter

Wat is de juiste volgorde
bij deze trap van vergelijking?

1. knapper - knapst - knap
2. knapst - knap - knapper
3. knapper - knap - knapst
4. knap - knapper - knapst

Wat is de juiste volgorde
bij deze trap van vergelijking?

1. liever - liefst - lief
2. liefst - lief - liever
3. lief - liever - liefst
4. lief - liefst - liever

Wat is een goede trap van vergelijking?

1. hoog, hoogst, hoger
2. hoog, hoger, hoogst
3. hoogst, hoger, hoog
4. hoger, hoog, hoost

Wat is een goede trap van vergelijking?

1. lang, langer, langst
2. langst, langer, lang
3. lang, langst, langer
4. langer, lang, langst

Wat is een goede trap van vergelijking?

1. blauwst, blauwer, blauw
2. blauw, blauwst, blauwer
3. blauw, blauwer, blauwst
4. blauwst, blauwer, blauw

De straat is smal.
Deze weg is ... ?
Het pad is het smalst.
Wat past op de ...?

Let op: woorden die eindigen op een 

s of f!

Bijvoorbeeld: 

lief, liever, liefst

 vies, viezer, viest

Aan het werk

TAAL:

 Thema 2 les 15

Lezen uitleg blz 52

Opdracht 3

Opdracht 4

Klaar?

www.taal-oefenen.nl 

Trap van vergelijking