les 9-2 mavo1B chap1G Hgrl5e

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

le programme

Présence  / se présenter 5'

Grammaire H                        10'

SO bespreken                       15'

Les devoirs                            10'        Au travail                                 10'

Les devoirs/évaluation     5'

l'objectif / lesdoel

Je kunt vertellen hoe je heet, waar je woont, hoe oud je bent. 

Je kunt een tekst begrijpen waarin jongeren zich voorstellen. Je kent de Franse lidwoorden.

 

Bonjour!

ça va? 

Comment tu t'appelles? 

Tu es français?

Tu parles français?

Tu habites où?

Tu as quel âge? 

wie-o-wie?

bron H

page 18 livre de textes

Heb je het filmpje gekeken dat bij je huiswerk stond? 

31, 32 (33)

het lidwoord

de, het : le, la, l', les

l' :   als het woord begint met een klinker of stomme h: aeoiuh

les: bij een meervoud

een: un, une, des

DE PAARD STAAT IN HET WEI

het lidwoord

de/het (ev)	le / l' (m)	la/ l' (v)
het probleem	le problème
het strand		la plage
de leraar	le prof
de les		la leçon
de computer	l'ordinateur

het lidwoord

de / het (mv)	les (mv)
de problemen	les problèmes
de stranden	les plages
de leraren	les profs
de lessen	les leçons
de computers	les ordinateurs

het lidwoord

een (ev)	un (m)	une (v)
een probleem	un problème
een strand		une plage
een leraar	un prof
een les		une leçon
een computer	un ordinateur

het lidwoord

(mv)	des (mv)
problemen	des problèmes
stranden	des plages
leraren	des profs
lessen	des leçons
computers	des ordinateurs

les en des

wij zijn de leraren = nous sommes les profs

wij zijn leraren = nous sommes des profs

WE GAAN ER STRAKS MEE AAN HET WERK!

SO bespreken

pennen + potloden weg

telefoons verboden

1. La mer = de zee

2. Ensemble = samen

3. Pardon = sorry

4. Anglais/anglaise = Engels

5. La copine = de vriendin

6. Au revoir = tot ziens

7. Frans = français(e)

8. Nederlands = hollandais(e)

9. Een beetje = un peu

10. De vakantie = les vacances

11. Het gaat goed = ça va bien

12. Spreek je Frans? = Tu parles français?

13. Hoe heet je? = Comment tu t’appelles?

14. Ben je Frans? = Tu es français(e)?

15. Nous sommes

16. Je suis

17. Sophie est

18. Vous êtes

19. Tu es

20. Ils sont

être = zijn

ik ben 

jij bent

hij is, zij is

wij zijn

jullie zijn

u bent

zij zijn

Tekstboek

page 12

les devoirs

De vorige keer hebben we: De SO gedaan. 

Daarvóór: Geoefend met getallen, geluisterd en gelezen (F). 

Het huiswerk was: 

Maken: bron F 22, 23 +bron G 27, 29, 30 

page 16/17

livre

de

textes

G 27, 29, 30

vocabulaire F & G en 0-20

Quizlet live

https:

au travail-
les devoirs

CHAPITRE 1

Maken: bron H 31, 32 (33)

page 28 livre d'ex.

page 18 livre de textes

herhalen: bron EFG vocabulaire

page 39-40 livre d'ex. + 0-20

évaluation

Wat heb je geleerd in deze les? 

Wat vond je leuk / niet leuk? 

Volgende keer: SO herhalen voor wie dat wil, 

Frans spreken/schrijven

au revoir!