This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Economie 06-09-21
invullen samenvatting 1.2
theorie 1.3 + deel 1.4
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
1.3 De prijzen rijzen de pan uit!
Wat is inflatie?
Hoe word je koopkracht groter of kleiner?
Welke oorzaken er voor inflatie zijn?
Slide 3 - Slide
Wat is inflatie?
Inflatie= een algemene prijsstijging van goederen en diensten
Slide 4 - Slide
Jouw koopkracht wordt bepaald door:
de hoogte van je inkomen
de hoogte van de prijzen
Wanneer je inkomen in % meer stijgt dan dat de prijzen stijgen (=inflatie) dan neemt je koopkracht toe.
Slide 5 - Slide
Nominaal en reeël inkomen
Slide 6 - Slide
Anko's loon steeg in 2016 met 2,7%. Zijn koopkracht nam dat jaar met 2,1% toe. In 2015 was er in Nederland ....% inflatie/deflatie
Slide 7 - Open question
Hoe ontstaat inflatie?
Teveel geld in omloop -> banken lenen te makkelijk geld uit -> mensen kopen teveel -> vraag naar goederen en diensten neemt toe -> prijzen stijgen (bestedingsinflatie)
Hoge olie prijs -> belangrijke grondstof voor veel producten en brandstof voor machines -> (kost)prijs voor producten gaan omhoog (kosteninflatie)
Te snel stijgende lonen -> loonkosten voor bedrijven gaan omhoog -> producten worden duurder (loonkosteninflatie)
Slide 8 - Slide
zelfstandig werken
maken 33, 35 en 37
timer
10:00
Slide 9 - Slide
Prijscompensatie
Slide 10 - Slide
loon en prijsspiraal
Slide 11 - Slide
Er is 2% inflatie maar je krijgt 5% loonsverhoging, dit noem je:
A
reële loonsverhoging
B
prijscompensatie
Slide 12 - Quiz
Er zijn prijsstijgingen. Dit noemen we in de economie ….......
Door de hogere prijzen eisen de ….................... hogere lonen.
Hogere lonen zorgen voor hogere bedrijfs...................... voor bedrijven
Bedrijven berekenen dit door in hun prijzen, er ontstaat wéér inflatie. Er worden weer hogere lonen geëist enz. Dit hele proces noemen economen de .............
Inflatie
De loon-prijsspiraal
Vakbonden
Kosten
Slide 13 - Drag question
ECB=Europese centrale bank
Belangrijkste taak van de ECB:
Inflatie beperkt houden, zodat de euro zijn waarde behoudt.
Een getal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken tijdstip. Dit afgesproken tijdstip noem je het basisjaar en krijgt het indexcijfer 100.
Slide 16 - Slide
Indexcijfer berekenen
Het jaar waar je vanuit gaat is het BASISJAAR (100)
indexcijfer = (gevraagde getal : getal in basisjaar)x 100
VOORBEELD:
De prijs van een t-shirt was in 2010 € 12,50 (basisjaar) en in 2015 € 14,75. Bereken het indexcijfer van 2015.
>> € 14,75 : € 12,50 x 100 = 118 (indexcijfer)
Slide 17 - Slide
Als consumenten meer uitgeven, stijgt/daalt de vraag naar goederen en diensten. De prijzen zullen hierdoor stijgen/dalen, Waardoor er meer/ minder inflatie is.