HV1 Unit 5

HV1 Unit 5 - Ireland
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

HV1 Unit 5 - Ireland

Slide 1 - Slide

Leerlingen openen p. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

5.1 Crossing borders
Samen lezen: Irish fairies

Maken: ex. 1 t/m 4

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

What have you learnt about Ireland?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

HV1 Unit 5 - Ireland

Slide 6 - Slide

Leerlingen openen p. 
5.2 Listening
Vocabulary: music
p. 210

Grammar: word order
p. 211

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

5.2 exercise 1: What instruments do you see in the video? Write down (p.  )
What other English words about music do you know?

Slide 9 - Mind map

This item has no instructions

Samen lezen: p. 210

Noem 3 werkwoorden die te maken hebben met muziek maken.

Welke woorden hebben te maken met een (muzikale) voorstelling?


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Note: word order
My dad baked a cake in the kitchen yesterday
Onthoud: PVT --> plaats vóór tijd
Uitzondering: als er nadruk ligt op wanneer de actie plaatsvindt kun je de tijdsbepaling vooraan zetten.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

5.2 Listening
Vocabulary: music
p. 210

Grammar: word order
p. 211

Maken: ex 2, 3, 5, 6, 7, 9, 11

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

HV1 Unit 5 - Ireland

Slide 13 - Slide

Leerlingen openen p. 
Recap: word order
Wat moest je onthouden over woordvolgorde?

Wat is de vertaling van samenkomen? Maak een Engelse zin met dat woord.

p. ... exercise 8


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

5.3 Speaking
Vocabulary: the weather
p. 211

Expressions: talking about the weather, asking/giving opinions
p. 212

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Samen lezen p. 211-212
Noem 3 bijvoeglijke naamwoorden (adjectives) die het weer omschrijven.

Wat is het verschil tussen thunder en thunderstorm?

Noem 4 woorden die te maken hebben met regen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Speaking
exercise 10 p. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions