Spreek om de beurt één van de 5 zinnen uit (met want, en, of, maar).
Schrijf elkaars zinnen op (10 in totaal).
Geef elkaar feedback op de zinnen: klopt de volgorde?
Verbeter de zinnen samen.
Herhaal dit met de andere vijf voegwoorden (met dat, voordat, nadat...).
Welk verschil zie je tussen de eerste 10 zinnen.
en de tweede 10 zinnen?