toets 1 deel 2

onderwerpen van de toets
1. der/ein
2. bezittelijk voornaamwoord
3. vraagwoord
4. werkwoorden met stam op d/t
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

onderwerpen van de toets
1. der/ein
2. bezittelijk voornaamwoord
3. vraagwoord
4. werkwoorden met stam op d/t

Slide 1 - Slide

wat moet je weten
1. wanneer gebruik je der/die/das?
2. wanneer gebruik je ein/eine
3. Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden en wanneer krijgen ze een "e"
4. De vertaling van de vraagwoorden

Slide 2 - Slide

---- Kaninchnen (o) ist braun
A
der
B
die
C
das

Slide 3 - Quiz

---- Äpfel (mv) sind teuer (duur)
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quiz

ich habe ---- (een) Schwester (v)
A
ein
B
eine

Slide 5 - Quiz

---- (onze) Opa hießt Fritz
A
unser
B
unsere

Slide 6 - Quiz

--- essen wir heute?
A
wie
B
was
C
wohin
D
wer

Slide 7 - Quiz

--- heißt hier Anna?
A
wie
B
was
C
wer
D
wann

Slide 8 - Quiz

---- fahren wir im Urlaub
A
was
B
welche
C
wohin
D
wer

Slide 9 - Quiz

Mit wem --- (praat) du?
A
rede
B
redst
C
redest
D
redet

Slide 10 - Quiz

Mein Bruder --- (wacht) auf den Bus
A
warte
B
wartest
C
warten
D
wartet

Slide 11 - Quiz