Les 6 - Leesvaardigheid

Les 6
Leesvaardigheid
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 6
Leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Je weet wat je kunt verwachten 
in het CSE Nederlands.

Je weet wat je niveau op dit
moment ongeveer is.

Slide 2 - Slide

Waarover gaat het examen?

  • Leesvaardigheid
  • Argumenteren

Slide 3 - Slide

Lesindeling

  • Kort overzicht theorie
  • Maken Quickscan
  • Resultaat inleveren via Classroom

Slide 4 - Slide

De inhoud - 1 (LV)
Het eerste onderdeel, leesvaardigheid, gaat over het begrijpen van teksten.

Wil je in een goed tempo de teksten lezen en makkelijker de antwoorden op de vragen kunnen vinden? Dan is het goed om iets te weten over de manier waarop teksten zijn opgesteld.

Er kunnen op het examen verschillende tekstsoorten terugkomen, elk met een ander doel. Zorg dat je verschillen kent tussen een uiteenzetting, betoog en beschouwing. Probeert de tekst daarnaast te informeren, opiniëren, overtuigen, activeren of amuseren?

Belangrijk is hierbij ook in het achterhoofd te houden of de tekst objectief of subjectief is.

Slide 5 - Slide

De inhoud - 2 (LV)

Afhankelijk van het soort tekst, zullen hoofdgedachte en onderwerp op andere plaatsen terugkomen. Zorg dat je weet hoe je deze kunt vinden. Meestal zijn de inleiding en het slotstuk goede plaatsen om te zoeken. 

Het is goed om te weten hoe een tekst is opgebouwd. Denk aan titel, alinea’s, tussenkopjes, etc. Uit de tekstopbouw kun je eerste hints halen over het onderwerp van de tekst. 

Er kan op het examen gevraagd worden wat de hoofdvraag is. 
Dit is in één zin de centrale vraag van de tekst.

Slide 6 - Slide

De inhoud - 3 (LV)
Om de samenhang van verschillende delen van teksten te begrijpen is het goed om de signaalwoorden te (her)kennen. Gaat het bijvoorbeeld om een opsomming, oorzaak-gevolg, toelichting of conclusie (let op, er zijn er meer). Bij de verschillende tekstsoorten komen bepaalde typen signaalwoorden vaak terug. Zorg dat je snapt hoe tekstsoorten aan de hand van signaalwoorden tot een bepaalde opbouw komen.

Binnen de gehele tekst kunnen bepaalde delen een aparte functie hebben. Je herkent deze meestal aan de functiewoorden. Bijvoorbeeld, aanbeveling, aanleiding, conclusie, nuancering, of oorzaak (let op, er zijn er veel meer). Op het examen kan terugkomen om van een bepaald stuk tekst de functie aan te geven. Zorg dus dat je deze kent.

Slide 7 - Slide

De inhoud - 4 (AR)
Op het examen kan worden gevraagd om redenering, argumenten en drogredenen te herkennen of om hier op te reageren. Zorg dat je alle soorten kent. 

Een redenering bestaat bijvoorbeeld uit een standpunt, onderbouwd met één of meerdere argumenten. Een argument ondersteunt  een redenering met doel om iemand te overtuigen. 

Zorg dat je het verschil kent tussen objectieve en subjectieve argumenten. Maar ken ook het verschil tussen enkelvoudige, meervoudige, nevenschikkende en ondergeschikte argumenten.


Slide 8 - Slide

De inhoud - 5 (AR)

Soms zijn argumenten acceptabel, soms niet. Wanneer een argument niet valide is, noemen we dit een drogreden. Er zijn verschillende gevallen wanneer een drogredenering kan ontstaan. Bijvoorbeeld het overdrijven van voor- of nadelen, onjuiste oorzaak-gevolgrelatie, of overhaaste generalisatie (let op, er zijn er meer). Zorg dat je alle drogredenen kunt herkennen.

Er kunnen in een tekst verzwegen argumenten voorkomen. 
Deze achterhaal je met de als...dan methode.

Slide 9 - Slide

Werktijd

  • Werk aan de quickscan.
  • Je vindt de link in de Classroom.
  • Lever een printscreen van het resultaat in
    via het document in de Classroom

Slide 10 - Slide

Heb je het lesdoel van vandaag behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll