vendredi le 13 septembre

bonjour
- spullen op je tafel leggen
- jassen uit en buiten het lokaal
- telefoon niet zichtbaar
- kauwgom in de prullenbak
Startopdracht: Schrijf in je schrift in het Frans wat je afgelopen weekend hebt gedaan

1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

bonjour
- spullen op je tafel leggen
- jassen uit en buiten het lokaal
- telefoon niet zichtbaar
- kauwgom in de prullenbak
Startopdracht: Schrijf in je schrift in het Frans wat je afgelopen weekend hebt gedaan

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui

  • huiswerk bespreken
  • herhaling imparfait
  • On va parler français!
  • apprendre 6

Slide 2 - Slide

Ecouter
Ex 12-13

Slide 3 - Slide

Exercice 25 p.76
1 nous avons regardé
2 Anna et Lisa sont parties
3 On a eu
4 vous êtes descendus
5 il est allé
6 le train a eu
7 tu n’as pas mangé
8 Je n’ai pas su

Slide 4 - Slide

Herhaling imparfait p.159

Slide 5 - Slide

Wat is de imparfait?
A
v.t.t. - De voltooide tijd
B
o.v.t. - De verleden tijd
C
o.t.t. - De tegenwoordige tijd
D
De toekomst

Slide 6 - Quiz

Hoe maak je een imparfait?
A
Nous-vorm présent. -ons+uitgang imparfait
B
hele werkwoord + uitgang van avoir
C
hele ww+uitgang vd imparfait
D
hulpww (avoir of être) + voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de uitgangen van de imparfait?

A
ais, ais, ait,ons, ez, ent
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
ais, ais, ait, aions, aiez, aient
D
ait, ait, ais, iez, ions, aient

Slide 8 - Quiz

In welke zin wordt de imparfait (o.v.t.)
niet gebruikt?
A
Je dansais beaucoup.
B
Tu chantais très bien.
C
Il sifflait le match.
D
Elle rigole souvent.

Slide 9 - Quiz

Tu (imparfait) ___
A
avait
B
avais
C
as eu
D
allais

Slide 10 - Quiz

Vous ...............(être, imparfait)

Slide 11 - Open question

On va parler français!
  • Qu'est-ce que tu as fait le weekend dernier?
J'ai +vd , je suis +vd (2 activiteiten, maak gebruik van de passé composé)
  • Avec qui?
Avec.......(vrienden, familie? etc)
  • C'était comment? 
..............(maak hier gebruik van de imparfait van être!)

Slide 12 - Slide

Les devoirs!
  • afmaken exercice 16A p.67
  • leren apprendre 6 p.83
  • leren imparfait p.159

 

Slide 13 - Slide

Maintenant
- maken exercice 16A p.67
- leren apprendre 6 p. 83




NA de bel ruim je je spullen op.

Slide 14 - Slide

Evaluatie

Ik heb ....... gewerkt
A
niet
B
een beetje
C
wel goed
D
goed

Slide 15 - Quiz

Bon weekend!

Slide 16 - Slide