voorbereiding toets 1 en 2

Voorbereiding toets 
Natuur hoofdstuk 1 en 2
Herhaling + oefenvragen 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieBasisschoolGroep 8

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voorbereiding toets 
Natuur hoofdstuk 1 en 2
Herhaling + oefenvragen 

Slide 1 - Slide

Geef een beschrijving
van 'voedselketen'

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Wat zijn de primaire levensbehoeften van een dier?
A
Voedsel, een partner, liefde
B
Voedsel en water, een partner, beschutting
C
Water, liefde en gezelligheid
D
Snijtanden, vrienden en een parter

Slide 5 - Quiz

Een planteneter heeft snijtanden om gras af te snijden. Ook hebben ze maalkiezen om het eten fijn te maken.

Een vleeseter heeft hoekige tanden. Hierdoor kunnen ze goed het vlees kauwen. 

Slide 6 - Slide

De diepzee
5. De hengelvis is een van de meest herkenbare enge dieren. Stel je voor: Je zwemt op je gemakje in het duister van de diepe zee en ziet in de verte een klein lichtje dat steeds dichterbij komt tot je ziet dat het dit schrikwekkende monster met grote bek is. De bibbers lopen ons hier over de rug!

Slide 7 - Slide

Volgorde natuurlijke selectie
1. Dieren krijgen jonkies die iets van elkaar verschillen. 
2. De jonkies die het best zijn aangepast aan hun habitat, hebben de meeste kans om te overleven. 
3. De goed-aangepaste jonkies planten zich weer beter voort. 
4. Er komen steeds meer goed-aangepaste dieren. 

Slide 8 - Slide

Waarom migreren dieren?
A
Omdat ze niet van de kou houden.
B
Voor voedsel en/of een partner.
C
Ze vinden het gewoon leuk.
D
Ze willen een ander uitzicht.

Slide 9 - Quiz

Iedereen is uniek. Stelling: je krijgt bepaalde kenmerken en eigenschappen van je ouders.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Waar of niet waar:
Iemand met veel talent gaat sneller vooruit dan iemand met minder talent
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Welke organen zijn voor iedereen belangrijk tijdens het sporten?
A
De hersenen, het hart en de voeten.
B
De longen, de maag en de darmen.
C
De hersenen, de longen en het hart.

Slide 12 - Quiz

Waar of niet waar:
Sporters hebben vaak een hogere hartslag dan niet-sporters.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

Wie van deze twee leerlingen heeft een beter getraind hart?
A
Leerling 1
B
Leerling 2

Slide 16 - Quiz

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, maag, mondholte

Slide 17 - Quiz

In welk deel van het lichaam wordt energie verbruikt tijdens het springen?
A
Alleen in de hersenen.
B
Alleen in de benen.
C
In het hele lichaam.
D
Alleen in de maag.

Slide 18 - Quiz

Wil je morgen de toetsen achter elkaar of verspreid over de dag?
A
Achter elkaar
B
Verspreid over de dag

Slide 19 - Quiz