Vragers & Aanbieders (1e) Samenvatting

Afkortingen en formules
p =
q =
TO =
TCK = 
TVK = 
TK = 
TW =

GO =
GCK =
GVK =
GTK =
GW = 

BEP = 
BEA =
BEO =

MK =
MO =
MW =
  • prijs (price)
  • hoeveelheid (quantity)          = afzet
  • Totale Opbrengst                   = omzet                      = p x q
  • Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q)  = CK
  • Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q)         = VK (per product) x q
  • Totale Kosten                                                               = TCK + TVK
  • Totale Winst                                                                 = TO - TK

  • Gemiddelde Opbrengst                                           = TO / afzet (q)     = p
  • Gemiddelde Contante Kosten                                = TCK / afzet (q)
  • Gemiddelde Variabele Kosten                                = TVK / afzet (q)
  • Gemiddelde Totale Kosten                                      = TK / afzet (q)     = GCK + GVK
  • Gemiddelde Winst                                                     = TW / afzet (q)   = GO - GTK

  • Break Even Punt                                                                      bij TO = TK of GO = GTK                    
  • Break Even Afzet                                                        = q        bij TO = TK of GO = GTK
  • Break Even Omzet                                                     = p x q bij TO = TK of GO = GTK

  • MK = Marginale Kosten                                            = ΔTK / Δq
  • MO = Marginale Opbrengst                                    = ΔTO / Δq
  • MW = Marginale Winst                                            = ΔTW / Δq                  Maximale Winst bij MO = MK
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Afkortingen en formules
p =
q =
TO =
TCK = 
TVK = 
TK = 
TW =

GO =
GCK =
GVK =
GTK =
GW = 

BEP = 
BEA =
BEO =

MK =
MO =
MW =
  • prijs (price)
  • hoeveelheid (quantity)          = afzet
  • Totale Opbrengst                   = omzet                      = p x q
  • Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q)  = CK
  • Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q)         = VK (per product) x q
  • Totale Kosten                                                               = TCK + TVK
  • Totale Winst                                                                 = TO - TK

  • Gemiddelde Opbrengst                                           = TO / afzet (q)     = p
  • Gemiddelde Contante Kosten                                = TCK / afzet (q)
  • Gemiddelde Variabele Kosten                                = TVK / afzet (q)
  • Gemiddelde Totale Kosten                                      = TK / afzet (q)     = GCK + GVK
  • Gemiddelde Winst                                                     = TW / afzet (q)   = GO - GTK

  • Break Even Punt                                                                      bij TO = TK of GO = GTK                    
  • Break Even Afzet                                                        = q        bij TO = TK of GO = GTK
  • Break Even Omzet                                                     = p x q bij TO = TK of GO = GTK

  • MK = Marginale Kosten                                            = ΔTK / Δq
  • MO = Marginale Opbrengst                                    = ΔTO / Δq
  • MW = Marginale Winst                                            = ΔTW / Δq                  Maximale Winst bij MO = MK

Slide 1 - Slide

Betalingsbereidheid
  • Betalingsbereidheid is het maximale bedrag dat een koper wil betalen voor een product.

  • Hoeveel ben je bijvoorbeeld bereid te betalen voor FIFA21?

  • Verschilt per persoon, subjectief!

Slide 2 - Slide

Consumentensurplus
  • De marktprijs kunnen we verwerken in een grafiek met een horizontale lijn (blauw)!
  • Bij een prijs van € 15 gaan Sabine, Youssef en Sander FIFA kopen, maar Irene en Maze niet.
  • Het verschil tussen de betalingsbereidheid en de prijs noemen we het consumentensurplus!
  • De consument hoeft minder middelen op te offeren dan hij bereid was.
  • Wanneer we al deze individuele meevallers bij elkaar optellen, vinden we het consumentensurplus = € 5 (van Sabine) + € 2,5 (van Youssef) + € 0 (van Sander) = € 7,5 
  • Omzet = € 15 x 3 = € 45
  • Hoe groter het surplus, hoe efficiënter de uitkomst (= welvaart), zij kunnen met het surplus immers iets anders kopen.

Slide 3 - Slide

Vraagfunctie
Wat is het verband tussen de prijs (P = oorzaak)
en de gevraagde hoeveelheid (Qv = gevolg)?

Dit is een negatief verband omdat als de prijs (P)
daalt, de gevraagde hoeveelheid (Qv) stijgt en als de
prijs (P) stijgt, de gevraagde hoeveelheid (Qv) daalt.

Vraagfunctie: Qv = -20P + 324

Let op: hoeveelheid (Q) op de horizontale as,
               en de prijs (P) op de verticale as!

Slide 4 - Slide

Vraagfunctie (tekenen)
Teken de vraagfunctie: Qv = -20P + 324

1. Assenstelsel, horizontale en verticale as?
  • Q (hoeveelheid) altijd op de horizontale as!
  • P (prijs) altijd op de verticale as!
2. Wat je nodig om een (rechte) lijn te tekenen?
  • 2 punten!
3. Punt 1: vul 0 in voor P, en bereken Qv!
  • Qv = -20 x 0 + 324 = 324                                                             (324; 0)
4. Punt 2. vul 0 in voor Qv,, en bereken P!
  • 0 = -20P + 324 => 20P = 324 => P = 324 / 20 = € 16,20  (0; 16,2)

Slide 5 - Slide

Verschuiving langs en van de vraaglijn
  • Verschuiving langs de vraaglijn: prijs (p)
  • Verschuiving van de vraaglijn (zie figuur rechts):
  1. stand van de economie
  2. inkomen (van de consumenten)
  3. bevolkingsomvang (aantal consumenten)
  4. behoefte (voorkeur van de consumenten)
  5. prijzen van substitutie (vervangende) goederen
  6. prijzen van complementaire (aanvullende) goederen
  7. wettelijke bepalingen (zoals subsidies)
  8. incidentele factoren (zoals terrorisme, epidemie of ramp)

Slide 6 - Slide

Verkoopbereidheid
  • Verkoopbereidheid is de minimale prijs die een fabrikant / verkoper wil ontvangen voor een product / dienst.

  • Verschilt per fabrikant / verkoper, subjectief!

Slide 7 - Slide

Producentensurplus
  • De marktprijs kunnen we verwerken in een grafiek met een horizontale lijn (blauw)!
  • Bij een prijs van € 50 gaan Oman, Ruslan en Noordzee het product aanbieden, maar Diepzee en Poolkappen niet.
  • Het verschil tussen de verkoopbereidheid en de prijs noemen we het producentensurplus!
  • De fabrikant / verkoper krijgt een hogere prijs dan de minimale prijs die hij er eigenlijk voor wilde hebben.
  • Wanneer we al deze individuele meevallers bij elkaar optellen, vinden we het producentensurplus = € 25 (van Oman) + € 10 (van Rusland) + € 0 (van Noordzee) = € 35 
  • Omzet = € 50 x 3 = € 150
  • Hoe groter het surplus, hoe efficiënter de uitkomst (= welvaart), zij kunnen het surplus immers toevoegen aan het resultaat.

Slide 8 - Slide

Aanbodfunctie
Wat is het verband tussen de prijs (P = oorzaak)
en de aangeboden hoeveelheid (Qa = gevolg)?

Dit is een positief verband omdat als de prijs (P)
daalt, de aangeboden hoeveelheid (Qa) daalt en als de
prijs (P) stijgt, de aangeboden hoeveelheid (Qa) stijgt.

Aanbodfunctie: Qa = 5P - 25

Let op: hoeveelheid (Q) op de horizontale as,
               en de prijs (P) op de verticale as!

Slide 9 - Slide

Aanbodfunctie (tekenen)
Teken de aanbodfunctie: Qa = 5P - 25

1. Assenstelsel, horizontale en verticale as?
  • Q (hoeveelheid) altijd op de horizontale as!
  • P (prijs) altijd op de verticale as!
2. Wat je nodig om een (rechte) lijn te tekenen?
  • 2 punten!
3. Punt 1: vul 0 in voor Qa, en bereken P!
  • 0 = 5P - 25 => 5P = 25 => P = 25 / 5 => P =  € 5          (0; 5)
4. Punt 2. vul een grotere P in dan bij punt 1, en bereken Qa!
  • Qa (P=20) = 5 x € 20 - 25 = 75                                          (75; 20)

Slide 10 - Slide

Verschuiving langs en van de aanbodlijn
  • Verschuiving langs de aanbodlijn: prijs (p)
  • Verschuiving van de aanbodlijn (zie figuur rechts):
  1. aantal aanbieders
  2. kosten
  3. wettelijke bepalingen (zoals heffingen en subsidies)
  4. innovatie

Slide 11 - Slide

Marktevenwicht
In een perfect werkende markt gaat de markt op zoek
naar het marktevenwicht. Dat is de prijs (P) waarbij vraag
en aanbod in evenwicht zijn (Qv = Qa).

Gegeven:
 - vraagfunctie     Qv = -4P + 100
 - aanbodfunctie Qa = 5P - 25

Bereken het marktevenwicht (Qv = Qa)
  • -4P + 100 = 5P - 25 => -4P - 5P = -25 - 100 => -9P = -125 => P = -125 / -9 => P = € 13,89
  • vul P in Qv = -4 x € 13,89 + 100 => Qv = 44,44 of Qa = 5 x € 13,89 -25 = 44,44

Slide 12 - Slide

Belangrijke termen
  • Maximale betalingsbereidheid = € 50


  • Consumentensurplus = (30 x € 25) x 0,5 = € 375


  • Evenwichtsprijs = € 25

  • Producentensurplus = (30 x € 15) x 0,5 = € 225

  • Minimale verkoopbereidheid = € 10

Slide 13 - Slide

Arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt is een abstracte markt van vraag (werkgelegenheid) en aanbod (beroepsbevolking).

Slide 14 - Slide

Arbeidsmarkt
Werkgelegenheid
  • het aantal feitelijk bezette banen in een land
  • het aantal personen dat een baan heeft en bestaat uit:
  1. mensen in loondienst (werknemers)
  2. zelfstandigen

Beroepsbevolking
  • personen tussen 15 en 75 jaar die willen en kunnen werken: zij bieden arbeid aan op de arbeidsmarkt, en bestaat uit:
  1. mensen in loondienst (werknemers)
  2. zelfstandigen
  3. geregistreerde werklozen

Slide 15 - Slide

Vraag en aanbod

Slide 16 - Slide

Aanbod van arbeid

Slide 17 - Slide

Prijselasticiteit van de vraag (Ev)


Ev = %Δq / %Δp
waarbij %Δ = (nieuw - oud) / oud
PrijsElasticiteitVanDeVraag(Ev)=ProcentueleVeranderingPrijsProcentueleVeranderingGevraagdeHoeveelheid

Slide 18 - Slide

Inkomenselasticiteit (Ey)


Ey = %Δq / %Δy
waarbij %Δ = (nieuw - oud) / oud
InkomensElasticiteitVanDeVraag(Ey)=ProcentueleVeranderingInkomenProcentueleVeranderingGevraagdeHoeveelheid

Slide 19 - Slide