pestquiz

Wat is cyberpesten?
A
Roddelen op school
B
Iemand uitsluiten van een groepschat
C
Beledigen via social media of berichten
D
Grapjes maken over iemand
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
MentorlesMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat is cyberpesten?
A
Roddelen op school
B
Iemand uitsluiten van een groepschat
C
Beledigen via social media of berichten
D
Grapjes maken over iemand

Slide 1 - Quiz

Hoeveel procent van de jongeren heeft ooit te maken gehad met pesten?
A
10%
B
25%
C
75%
D
50%

Slide 2 - Quiz

Wat is een mogelijke emotionele impact van pesten?
A
Verbeterde schoolprestaties
B
Meer zelfvertrouwen
C
Depressieve gevoelens en angst
D
Betere sociale vaardigheden

Slide 3 - Quiz

Welke van de volgende gedragingen is géén vorm van pesten?
A
Samenwerken met anderen in de klas
B
Valse geruchten verspreiden
C
Iemand uitschelden
D
Iemand slaan of schoppen

Slide 4 - Quiz

Wat moet je doen als je ziet dat iemand gepest wordt?
A
Niets doen, het gaat vanzelf over
B
De persoon steunen en een leraar informeren
C
Het filmen en delen op sociale media
D
Meedoen met het pesten

Slide 5 - Quiz

Wat is de beste manier om pesten te voorkomen?
A
Pesten negeren
B
Niet naar school gaan
C
Bewustzijn creëren en respect tonen
D
De pesters negeren

Slide 6 - Quiz

Wat is een voorbeeld van fysiek pesten?
A
Roddelen
B
Slaan of schoppen
C
Iemand uitsluiten van een groep
D
Beledigen via social media

Slide 7 - Quiz

Wat moet je doen als je zelf gepest wordt?
A
Proberen de pester terug te pakken
B
Alles voor jezelf houden
C
Praten met iemand die je vertrouwt
D
Van school veranderen

Slide 8 - Quiz

Wat kan een reden zijn waarom iemand gaat pesten?
A
Ze willen vrienden maken
B
Ze zijn zelf onzeker en willen zich sterker voelen
C
Ze vinden iedereen aardig
D
Ze willen andere mensen gelukkig maken

Slide 9 - Quiz

Wat is een goede reactie als iemand sorry zegt voor het pesten?
A
"Ik wil je nooit meer zien."
B
"Het maakt me niet uit wat je zegt."
C
"Ik ga je alsnog aangeven."
D
"Bedankt dat je het toegeeft, maar je moet veranderen."

Slide 10 - Quiz