Les 12 verdienen en uitgeven

Welkom
Les 12 
Havo 5 verdienen en uitgeven
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom
Les 12 
Havo 5 verdienen en uitgeven

Slide 1 - Slide

Planning
Aanwezigheid
Uitleg verdienen en uitgeven 
zelfstandig werken aan de opdrachten 

Slide 2 - Slide

Hoogconjunctuur 
  • Overbesteding 
  • Grens van de productiecapaciteit
  • Krappe arbeidsmarkt 
  • Inflatie 
  • Hoog nationaal inkomen
  • Meer consumptie 
  • Veel investeringen 
  • Stijgende belastinginkomsten 
  • Dalende belastinguitgaven. 

Slide 3 - Slide

Laagconjunctuur 
  • Onderbesteding 
  • conjuncturele werkloosheid
  • ruime arbeidsmarkt 
  • Dalend nationaal inkomen
  • Minder consumptie 
  • Weinig investeringen 
  • Dalende belastinginkomsten 
  • Stijgende  belastinguitgaven. 

Slide 4 - Slide

Conjunctuurindicatoren
vertrouwensindicatoren: consumentenvertrouwen, productenvertrouwen, orderportefeuille.
economische indicatoren: bbp, investeringen, productie, consumptie, uitvoer, rente.
arbeidsmarktindicatoren: arbeidsvolume, uitzenduren, werkloosheid, vacatures

Slide 5 - Slide

Belangrijke begrippen 
- Recessie
-inzakkende wereldconjunctuur
- anti-cyclisch begrotingsbeleid
-ingebouwde conjunctuurstabilisator
-geldschepping
-deflatie/inflatie 
-open economie 

Een anti-cyclisch begrotingsbeleid houdt in dat de overheid probeert met haar begroting de bestedingen in een economie zo te beïnvloeden dat de schommelingen van de conjunctuur worden beperkt.
Recessie betekent letterlijk 'teruggang' of 'terugval'. In de economie betekent dit dat de economische groei daalt en lager is dan gemiddeld.
Daling van de effectieve vraag in de hele wereld
Zonder actief overheidsingrijpen wordt de conjunctuur beinvloed 
Meer geld in omloop
Stijging of daling van het algemeen prijspeil 
Een open economie betekent dat een land veel importeert en exporteert.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

0

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

De verkeersvergelijking van Fisher

De verkeersvergelijking van Fisher legt een verband tussen de geldstroom en de goederenstroom. Tegenover elke geldstroom staat een goederenstroom. Je kunt eruit afleiden of een toename of afname van de hoeveelheid geld die wordt uitgegeven leidt tot een stijging van de productie of tot  een stijging van de prijzen

Slide 10 - Slide

Verkeersvergelijking van Fisher

De verkeersvergelijking van Fisher:

M x V = P x T

M: maatschappelijke geldhoeveelheid

V: omloopsnelheid van geld

P: prijsniveau

T: aantal transacties (ook wel Y of reëel BBP)

Slide 11 - Slide

In tijden van laagconjunctuur zal de productie toenemen als er meer geld in omloopt komt:
M↑ x V = P x T↑
In tijden van hoogconjunctuur, wanneer de bestedingen al hoog zijn en de productiecapaciteit al volledig benut wordt kan de productie (en dus T) niet omhoog . Wat dan?

Slide 12 - Slide

M x V = P x T
Aangezien de geld,- en goederenstroom aan elkaar gelijk zijn is er maar 1 mogelijkheid:
Als M stijgt als de productiecapaciteit al volledig benut is, dan kan het niet anders dan dat P stijgt. V is immers constant verondersteld.
Dus: uiteindelijk zal een vergroting van de geldhoeveelheid alleen maar leiden tot hogere prijzen (inflatie)

Slide 13 - Slide

Wanneer na een vergroting van de geldhoeveelheid de productie niet meer toeneemt maar enkel de prijzen stijgen, noem je dit de neutraliteit van geld

Moraal van dit verhaal:
Uiteindelijk leidt een vergroting van de geldhoeveelheid alleen maar tot inflatie!

Slide 14 - Slide

Uitleg
Maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt
  • Korte termijn, prijzen star => T / vraag stijgt
  • Lange termijn, productieomvang maximaal => prijzen stijgen = inflatie
  • Lange termijn => geld is neutraal, reëel niet anders
  • Stel T = 100, P = € 2, M = € 40 (40 munten 1€), V= 5
  • M wordt € 50. Gevolg KT? Gevolg LT?





Slide 15 - Slide

Wat is de
verkeersvergelijking van Fisher?

Slide 16 - Open question

Uitgaande van de verkeersvergelijking van Fisher, zal bij een stijging van de M volgens de monetaristen:
A
op lange termijn het reële BBP stijgen
B
op lange termijn de inflatie stijgen
C
op lange termijn de omloopsnelheid toenemen

Slide 17 - Quiz

Uitgaande van de verkeersvergelijking van Fisher, zal een stijging van de maatschappelijk geldhoeveelheid ...
A
Op korte termijn de prijs stijgen en op lange termijn het reële BBP stijgen
B
Op korte termijn de prijs gelijk blijven en op lange termijn het reële BBP stijgen
C
Op korte termijn het BBP stijgen en op lange termijn alleen de inflatie toenemen
D
Op korte termijn het BBP gelijk blijven en op lange termijn het reële BBP stijgen

Slide 18 - Quiz

I: de gemiddelde omloopsnelheid van het geld is te berekenen door het aantal transacties te delen door de geldhoeveelheid.
II: In de verkeersvergelijking van Fisher is MV de geldhoeveelheid.
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
I: juist, II: onjuist
D
I: onjuist, II: juist

Slide 19 - Quiz

Volgende week
Herhaling + oefen toets 
Maak ook de extra uitgedeelde opdracht (extra opdrachten op de lweo site) 

Slide 20 - Slide