Centraal Examen Nederlands 2F les 1

Centraal Examen Nederlands; Wat is waar?
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Centraal Examen Nederlands; Wat is waar?

Slide 1 - Slide

Je moet een centraal examen maken. Wat is waar?
A
Je mag geen woordenboek gebruiken.
B
Het centraal examen wordt klaargezet door je docent.
C
Sommige studenten hebben recht op extra tijd.
D
Voor elke herkansing moet je betalen.

Slide 2 - Quiz

Je moet een centraal examen maken. Wat is niet waar?
A
Hoe meer woorden je kent, hoe meer je begrijpt
B
Voor lezen en luisteren krijg je één cijfer.
C
Bij niveau 2 krijg je bij het CE een bonuspunt.
D
Lezen is moeilijker dan luisteren.

Slide 3 - Quiz

Wat houdt het CE in?
- Lezen én kijken en luisteren
- Dit examen maak je op de computer
- Totaal: 90 minuten (2F)
- Let op: je krijgt één cijfer voor beide onderdelen en dit telt voor 50% mee met het eindcijfer

Slide 4 - Slide

Welke TEKSTDOELEN ken je?

Slide 5 - Open question

Noem een TEKSTSOORT

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Link

Welke tekstsoort is het filmpje van Sifan Hassan?
A
Nieuwsbericht
B
Interview
C
Reclame
D
Discussie

Slide 8 - Quiz

Waarom is Sifan heel erg blij?
A
Ze mag naar huis.
B
Ze is boos op haarzelf
C
Ze is Olympisch kampioen.
D
Ze kan haar blijheid niet uitleggen

Slide 9 - Quiz

Waarom vindt Sifan de marathonlopers bijzonder.
A
Omdat ze 42 km kunnen lopen.
B
Omdat ze snel zijn.
C
Omdat ze elkaar helpen.
D
Omdat het een Griekse traditie is.

Slide 10 - Quiz

De marathon is nog een uitdaging voor Sifan, want
A
ze wil nog sneller lopen.
B
ze wil nog meer medailles winnen.
C
Ze vindt het helemaal geen uitdaging.
D
ze is nog bang voor de marathon.

Slide 11 - Quiz

Hoe spreekt Sifan Nederlands?
3F
2F
onder 2F

Slide 12 - Poll

Welke tip geef je Sifan om haar Nederlands te verbeteren?

Slide 13 - Open question

Wat moet je kunnen en kennen voor het CE?
- Tekstdoel (begrijpen)
- Hoofd- en bijzaken (begrijpen)
- De opbouw van een tekst (evalueren)
- Feiten en meningen (begrijpen)
- Bedoelingen herkennen (interpreteren)
- informatie toepassen (begrijpen en interpreteren)
- Tussenkopjes kiezen (begrijpen en interpreteren) 
-  Een tekst samenvatten (hoofd- en bijzaken!)

Slide 14 - Slide

Verder oefenen
Ga nu naar Taalblokken en luister naar de instructie van je docent.

Slide 15 - Slide