Manieren van lezen, leesdoelen 2F 21 sept 2021 tweedejaars Ec2
Lezen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2
This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Lezen
Slide 1 - Slide
De leerdoelen van vandaag
Aan het eind van deze les herkennen jullie verschillende leesdoelen en leesstrategieën.
Aan het eind van deze les kunnen jullie de geleerde leesstrategieën toepassen bij het lezen van een tekst.
Slide 2 - Slide
Welke leesdoelen ken je?
Slide 3 - Open question
informeren
overtuigen
instrueren
nieuwsbericht
reclamefolder
gebruiksaanwijzing
recept
etiketten
Slide 4 - Drag question
Aan het werk:
Slide 5 - Slide
De manier waarop je een tekst leest.
Slide 6 - Slide
Verkennend lezen
Lees de titel, de eerste- en laatste alinea
Lees tussenkopjes en vetgedrukte woorden
Bekijk (mogelijke) afbeeldingen/ plaatjes Probeer de hoofdgedachte te weten te komen
Slide 7 - Slide
Globaal lezen
Je leest:
de eerste en de laatste alinea
de eerste en laatste zinnen van de alinea's
Doel: je weet de hooflijnen van de tekst
Slide 8 - Slide
Intensief lezen
Je leest de tekst in zijn geheel
Je vraagt je af wat is de belangrijkste boodschap van de schrijver
Slide 9 - Slide
Zoekend lezen
Je leest de tekst niet helemaal
Je zoekt alleen de gevraagde informatie op
Slide 10 - Slide
Verkennend lezen
Globaal lezen
Gericht lezen
Intensief lezen
Je kijkt naar de titel, tussenkopjes, afbeeldingen en de bronvermelding
Je leest de hele tekst goed door
Je let op de grote lijn, de hoofdzaken
Je let op een bepaald woord of een naam
Slide 11 - Drag question
Wat doe je bij verkennend, globaal of intensief lezen? Verbind de juiste termen met elkaar.
Verkennend lezen
Globaal lezen
Intensief lezen
timer
0:30
De opbouw bekijken
Afbeeldingen bekijken
De titel lezen
Het onderwerp bepalen
Alinea voor alinea lezen
Slide 12 - Drag question
Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1:
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is.
Situatie 2:
Voor je opleiding UV moet je een verslag schrijven over haarkleuring. Je hebt op internet een tekst gevonden over blonderen. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3:
Je hebt morgen een toets over werkwoordspelling. Je leest de theorie in je (online) boek.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de coronaregels. Je bezoek de website van het pretpark.