3.7 Grammatica 30 januari

We gaan weer even verder met


Grammatica

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

We gaan weer even verder met


Grammatica

Slide 1 - Slide

Deze les leer je:
- de persoonsvorm te vinden
- Het gezegde te vinden
- Het onderwerp te vinden
(- Het lijdend voorwerp te vinden)

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm

Altijd een werkwoord

1. Zin vragend maken
2. Zin in een andere tijd zetten
3. Zin veranderen van getal
Voorbeeld

Matt is een boek aan het lezen.

1. Is Matt een boek aan het lezen?
2. Roos Matt een boek aan het lezen.
3. Matt en Jaylen zijn een boek aan het lezen. 

Slide 3 - Slide

Kinderen waarschuwden hun ouders.
________________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 4 - Quiz

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 5 - Quiz

Op welke 3 manieren kun je de persoonsvorm vinden?

Slide 6 - Open question

Werk de drie manieren waarop je de pv kunt vinden uit in de volgende zin.
Onderstreep in elke zin de PV.
ZIN: Kaat is 13 april jarig.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Video

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
het werkend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in deze zin:

Zij zouden willen komen eten vanavond
A
zouden
B
zouden willen komen
C
zouden willen
D
zouden willen komen eten

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Kroon legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw Kroon
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 13 - Quiz

Neem nu het werkboekje voor jouw neus
Zoek opdracht 3A
Gijs, Maik, Timo, Florinda en Bart komen even bij mij zitten met hun werkboekje
JE MAAKT OPDRACHT 3A
Klaar? Zoek de verschillen bij jouw buurman, -vrouw en streep deze aan

Slide 14 - Slide

Ik weet nu wat een werkwoord is en ik ben in staat om een werkwoord in een zin te herkennen!
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ

Slide 15 - Poll

Ik kan de persoonsvorm in de zin vinden

Ja
Nee
Een beetje

Slide 16 - Poll

Ik weet wat het werkwoordelijk gezegde is.
Ja, zeker!
Ongeveer
Nee

Slide 17 - Poll

Ik kan het onderwerp in de zin vinden!
ja
nee
ik moet nog oefenen

Slide 18 - Poll

DUS....
pv = werkwoord dat veranderen kan / vraagzin maken
WWG = alle werkwoorden in een zin (ook de pv!)
onderwerp (OW) = wie / wat + wwg
Nu gaan we het LIJDEND VOORWERP (LV) in een zin zoeken

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp:
Ik geef mijn moeder een bos bloemen

A
Ik
B
een bos
C
mijn moeder
D
een bos bloemen

Slide 22 - Quiz

Heeft elke zin een lijdend voorwerp?
Ja
Nee

Slide 23 - Poll

Het lijdend voorwerp;
blijf ik lastig vinden!
kan ik goed vinden in een zin.

Slide 24 - Poll

Grammaticaboekje : lijdend voorwerp
daarna 
Werkboekje opdracht 4A

Slide 25 - Slide

Dus...
pv = werkwoord dat veranderen kan / vraagzin maken
WWG = alle werkwoorden in een zin (ook de pv!)
onderwerp (OW) = wie / wat + wwg
Lijdend voorwerp (LV) = wat / wie + wwg + ow

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link