1 vmbo-kgt thema 5.5: Waarneming en gedrag: Gedrag

1 vmbo-kgt thema 5 Waarneming en gedrag
5.5 Gedrag
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1 vmbo-kgt thema 5 Waarneming en gedrag
5.5 Gedrag

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen 5.4 het zenuwstelsel
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 5.5 Het zenuwstelsel
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Slide

Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Wat hoort niet bij het centrale zenuwstelsel?
A
Hersenen
B
Ruggemerg
C
Zenuwen

Slide 4 - Quiz

wat is een impuls?
A
Een invloed vanuit de omgeving
B
Een elektrisch signaaltje

Slide 5 - Quiz

Wat is de goede volgorde?
A
Zintuig - Prikkel - Impuls- Hersenen
B
Prikkel - Zintuig - Impuls - Hersenen
C
Hersenen - Prikkel - Impuls- Zintuig
D
Prikkel - Hersenen - Zintuig- Impuls

Slide 6 - Quiz

Wanneer ben je je bewust van een prikkel?
A
als een zintuig een prikkel omzet in een impuls
B
als een impuls aankomt in je spieren
C
als een impuls aankomt in de hersenen

Slide 7 - Quiz

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen wat gedrag is.
- kan je uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
- kan je het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.

Slide 8 - Slide

Inleiding
Alles wat een mens of dier doet, is gedrag.

Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken.
Ook geluiden maken, slapen en zelfs gewoon stilstaan is gedrag.

Slide 9 - Slide

5.5 Gedrag
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen. Die handelingen hebben samen een doel.

Bijvoorbeeld het jachtgedrag van een lynx (zie volgende bladzijde).

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

5.5 Gedrag
De verschillende handelingen van een lynx volgen elkaar in een vaste volgorde op. De ene handeling leidt tot de volgende handeling.

Als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling, noem je dat een gedragsketen.

Slide 12 - Slide

5.5 Gedrag
Een prikkel is een invloed uit de omgeving op een organisme.
Zintuigen reageren op prikkels door impulsen naar de hersenen te sturen.

Als je reageert op een prikkel, sturen de hersenen impulsen naar de spieren.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

5.5 gedrag
Het meisje op de afbeelding op de vorige bladzijde vindt een leuk filmpje op YouTube. In haar hersenen wordt ze zich bewust van die prikkel.

Ze reageert op die prikkel: ze gaat er goed voor zitten, klikt de video aan en kijkt ernaar. Er gaan dan impulsen naar haar spieren.

Een reactie op een prikkel heet een respons.

Slide 15 - Slide

5.5 Gedrag
Er bestaan verschillende soorten prikkels.

Iemand kan honger krijgen en gaan eten.
Honger is een prikkel die in het lichaam ontstaat (een inwendige prikkel).

Andere prikkels komen van buiten het lichaam. Je ziet en ruikt bijvoorbeeld gebakken brood. Een uitwendige prikkel komt van buiten het lichaam en kun je via je zintuigen waarnemen.

Slide 16 - Slide

5.5 Gedrag
Motivatie is de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag.

Als je al veel hebt gegeten, is je motivatie erg laag om nog een boterham te eten. De prikkel 'ruiken van vers brood' leidt dan niet tot eetgedrag.

Maar als je honger hebt, is je motivatie om te eten hoog. Dezelfde prikkel, 'ruiken van vers brood', leidt dan wel tot een respons.

Slide 17 - Slide

5.5 Gedrag
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd.

Al direct na de geboorte kunnen jonge zoogdieren zich voeden door te zuigen aan de tepel van de moeder.
Dit is een voorbeeld van aangeboren gedrag.
De jongen kunnen het meteen, zonder dat ze het geleerd hebben.

Slide 18 - Slide

5.5 Gedrag
Veel gedrag van mensen en dieren is aangeleerd gedrag.
Dit gedrag ontstaat door het te leren.

Een peuter leert bijvoorbeeld met een lepel te eten.
Een kat leert om de kattenbak te gebruiken.

Slide 19 - Slide

5.5 Gedrag
Bij veel dieren en mensen wordt het gedrag beïnvloed door soortgenoten.
Het gedrag van soortgenoten naar elkaar toe noem je sociaal gedrag.

Bij sociaal gedrag is een handeling van een dier (of mens) een prikkel voor een handeling van een soortgenoot.

Slide 20 - Slide

5.5 Gedrag
Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag noem je een signaal.
Het opsteken van een hand is een signaal aan een soortgenoot.

Mensen en dieren gebruiken signalen om met elkaar te communiceren. Bijvoorbeeld lichaamshouding, gebaren en taal bij mensen en kleur, geluiden of geur bij dieren.

Slide 21 - Slide

5.5 Gedrag
Het gedrag van mensen is anders dan dat van dieren.
Mensen denken na over hun gedrag en ze beoordelen het gedrag van anderen.
Dieren doen dat niet.

Slide 22 - Slide

5.5 Gedrag
Om goed te kunnen samenleven, hebben mensen normen en waarden voor hun gedrag.

Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. Voorbeelden zijn eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid.

Normen zijn gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden. Bijvoorbeeld: je mag niet stelen.
Normen zijn gebaseerd op waarden.

Slide 23 - Slide

5.5 Gedrag
Een hand opsteken is een signaal.
Dit signaal kan verschillende betekenissen hebben.

Om de betekenis te begrijpen, kijk je niet alleen naar de opgestoken hand. Je kijkt ook naar de situatie, de gezichtsuitdrukking en de lichaamshouding.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

5.5 Gedrag
Het feitelijke gedrag dat je waarneemt - iemand steekt een hand op - noem je observatie.

Wat jij denkt dat dit gedrag betekent, noem je interpretatie.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

VRAGEN??

Slide 28 - Slide

zelf aan de slag
5.5 Gedrag: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 3 maken
(vanaf blz. 112)

Slide 29 - Slide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je uitleggen wat gedrag is.
- kan je uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
- kan je het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.

Slide 30 - Slide