2D 25-05

What are we going to do?
  • What do we remember? (Grammar)
  • Extra uitleg voor mensen die dat willen
  • Maken: opdracht 1 t/m 4 paragraaf 6.1
  • Klaar? WRTS 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

What are we going to do?
  • What do we remember? (Grammar)
  • Extra uitleg voor mensen die dat willen
  • Maken: opdracht 1 t/m 4 paragraaf 6.1
  • Klaar? WRTS 

Slide 1 - Slide

Present perfect
iets wat in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is.
Has/have + voltooid deelwoord

Slide 2 - Slide

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 3 - Quiz

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 4 - Slide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 5 - Slide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 6 - Slide

Maak present perfect:
I ask.

Slide 7 - Open question

Adjectives and adverbs
Bijvoeglijke naamwoorden & bijwoorden

Slide 8 - Slide

Adjectives and adverbs
Bijvoeglijke naamwoorden (EN: adjective) zijn woorden die je kunt gebruiken om iets of iemand te beschrijven.
Een bijvoeglijk naamwoord zegt daardoor iets over een zelfstandig naamwoord.

The fast car. --> De snelle auto.
The pretty girl. --> De knappe meid.
The handsome boy. --> De knappe jongen.

Slide 9 - Slide

Adjectives and adverbs
Een bijwoord (adverb) zijn woorden die aangeven hoe iemand (of iets) wat doet.
Een bijwoord zegt daardoor iets over een werkwoord.

She sings beautifully. --> Ze zingt fantastisch.
The car stopped quickly. --> De auto stopte snel.
Quietly open the door. --> Open zachtjes de deur.

Slide 10 - Slide

Adjectives and adverbs
Je maakt bijwoorden door ly achter bijvoeglijke naamwoorden te zetten.

bijvoorbeeld: 
beautiful --> beautifully
careful --> carefully
quick --> quickly

Slide 11 - Slide

She can play the drums ...
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 12 - Quiz

She sings ...
A
beautiful
B
beautifully

Slide 13 - Quiz

Yesterday was a ... day.
A
strange
B
strangely

Slide 14 - Quiz

July is a ... girl
A
pretty
B
prettilly

Slide 15 - Quiz

He drives the car (careful).

Slide 16 - Open question

Ik begrijp de uitleg.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll