§2.3 Sparen met profijt

2.3 Sparen met profijt
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

2.3 Sparen met profijt

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling begrippen 2.2
  • Uitleg begrippen 2.3
  • Werken aan studiewijzer

Slide 2 - Slide

2.2 Weet je het nog?
Begrippen:
  • Betaalrekening
  • Betaalpas
  • Creditcard
  • Transactieoverzicht
  • Saldo
  • Debetsaldo en creditsaldo

Slide 3 - Slide

§2.3 Kennen / kunnen
Begrippen:
  • Spaardoelen (3x)
  • Looptijd
  • Koopkracht
  • Inflatie

Slide 4 - Slide

Spaarmotieven
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor rente

Slide 5 - Slide

Spaarmotieven
Er zijn drie redenen om te sparen:

  • sparen voor de rente;
  • sparen voor een doel;
  • sparen uit voorzorg.

Slide 6 - Slide

Looptijd en termijnbedrag
  • Looptijd: de tijd tussen het afsluiten van de lening en het volledig afgelost hebben van de lening.
  • Termijnbedrag: het bedrag dat je maandelijks moet terugbetalen, dus aflossing + rente.

Slide 7 - Slide

Koopkracht
Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, daalt je koopkracht.

Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, stijgt je koopkracht.

Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen.
C
De hoeveelheid goederen die je kunt kopen.
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 10 - Quiz

Hoe zat dat ook al weer met inflatie? Door inflatie kan je...
A
meer besteden, daardoor wordt koopkracht meer
B
minder besteden, daardoor wordt koopkracht minder
C
Meer besteden, daardoor wordt koopkracht minder
D
Minder besteden, daardoor wordt koopkracht meer

Slide 11 - Quiz

Wat is de looptijd?
A
De tijd die je hebt om het geld te lenen
B
De tijd die je krijgt om op zoek te gaan naar een baan
C
De tijd die je hebt om het geleende geld terug te betalen
D
De tijd die de mensen nodig hebben om te lenen

Slide 12 - Quiz

Ik spaar 50.000 euro, 8 jaar lang tegen 5% rente. Hoeveel is mijn eindbedrag?

Slide 13 - Open question

Welke spaardoelen zijn er?
A
Rekenmiddel, spaarmiddel en ruilmiddel.
B
Voor later, voor iets groots en voor mezelf.
C
Voor een doel, voor rente en uit voorzorg.
D
Voor de zekerheid, voor directe ruil en saldo.

Slide 14 - Quiz