W19 DU 2G K8 ea

Herzlich willkommen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Herzlich willkommen

Slide 1 - Slide

Weekopdracht 19
Beste leerlingen,

In deze korte weektaak gaan jullie (1) oefenen met het modale hulpwerkwoord (omdat dit zó belangrijk is!) (2) een filmpje bekijken over "Coronaregeln für Kinder in anderen Ländern" en 
(3) de woorden van Kapitel 8 herhalen!

Slide 2 - Slide

Modalverben & wissen


Kennen jullie de zes Duitse modale hulpwerkwoorden  + het werkwoord "wissen" (= weten) nog?

Slide 3 - Slide

MODALVERBEN: Lernziele




LEERDOELEN
  • Je kent de Duitse modale hulpwerkwoorden en hun betekenis / vertaling in het Nederlands.
  • Je kunt de modale hww  correct in zinnen gebruiken








Slide 4 - Slide

Er zijn 6 modale hulpwerkwoorden in het Duits:
1. können = kunnen
2. mögen = lusten, aardig vinden, leuk vinden
3. dürfen = mogen
4. müssen = moeten (noodzaak, wat niet anders kan)
5. sollen = moeten (de wil van iemand anders, een bevel)
6. wollen = willen

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

wissen
Dit werkwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als de Modale Hulpwerkwoorden (al is het natuurlijk geen hulpwerkwoord!)

Zien jullie het?
De 1. en 3. pers. enkv. géén uitgang!

Slide 8 - Slide

GOED ONTHOUDEN!
1.  Bij ich  en  er/sie/es : hebben deze werkwoorden 
     geen uitgang .
2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de  
     klinker in de stam (behalve bij sollen)
3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele 
     werkwoordsvorm (natuurlijk alléén in de tegenwoordige tijd).

Slide 9 - Slide

Übung macht den Meister!

Slide 10 - Slide

Bij welke vorm hebben modale werkwoorden geen uitgang?
A
ich en du
B
ich en er/sie/es
C
ich en wir
D
er/sie/es en ihr

Slide 11 - Quiz

____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet

Slide 12 - Quiz

Nu oefenen!
Open de link en vul de juiste vorm van het aangegeven werkwoord in!
Als je klaar bent met het invullen, klik dan op "Kontrolliere" en daarna op de knop "het volgende werkwoord".

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Ich (können) ……………. dir helfen.

Slide 15 - Open question

Er (wissen) …….. noch nicht so viel.

Slide 16 - Open question

Wir (wollen) ……… dich nicht stören.

Slide 17 - Open question

Du (dürfen) ……… heute früher nach Hause gehen.

Slide 18 - Open question

Er (müssen) …….. zeitig aufstehen.

Slide 19 - Open question

Ihr (können) …… es nicht sehen.

Slide 20 - Open question

Er (wollen) ……. nachher einkaufen gehen.

Slide 21 - Open question

Ich (dürfen) ……. es euch nicht sagen.

Slide 22 - Open question

Du (sollen) …….. den Abwasch machen.

Slide 23 - Open question

Ihr (sollen) ……... eure Hausaufgaben machen.

Slide 24 - Open question






GA ZO DOOR!!!!

Slide 25 - Slide

Und weiter !
Open de link en vul de juiste vorm van het aangegeven werkwoord in!
Als je klaar bent met het invullen, klik dan onderaan op "Prüfen".

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Wat ga jij doen om deze leerstof beter onder de knie te krijgen?

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Link

Welche drei Länder werden genannt?

Slide 30 - Open question

Wo sind die Schulen nicht geschlossen?
A
Deutschland
B
Holland
C
Spanien
D
Schweden

Slide 31 - Quiz

Wo dürfen die Kinder am 26.April wieder eine Stunde nach draussen?
A
Holland
B
Schweden
C
Spanien
D
Italien

Slide 32 - Quiz

Wo streiten sich die Kinder viel?
A
Schweden
B
Holland
C
Spanien
D
Deutschland

Slide 33 - Quiz

Was bedeutet "einschränken" eigentlich auf Niederländisch?

Slide 34 - Open question

Wo dürfen die Kinder wieder Sport treiben?
A
in Spanien
B
in Schweden
C
in den Niederlanden
D
in Deutschland

Slide 35 - Quiz

Und bis zum nächsten Mal !

Slide 36 - Slide