Spreken en gesprekken H1

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Welkom!

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• Laptop
• Leesboek
• Lesboek Nieuw Nederlands
• Schrift 
• Pen

Lezen in je boek

Wat gaan we doen? 

• H1 Spreken en gesprekken
• Opdrachten nakijken en maken.
  
• Evaluatie les
  
• Afsluiten

Waar let jij op als je een gesprek voert?????

denken-delen-uitwisselen

Wat maakt een gesprek een prettig gesprek?

Waar is belangrijk om een goed gesprek te hebben?

Wat moet je niet doen?

Ben jij een prater of een luisteraar?

Doel van de les

• Aan het eind van de les weet je hoe je een gesprek moet voeren. 
  

Dat doe je als volgt:

1.  Als jij praat:

- praat rustig en hard genoeg

- spreek de woorden duidelijk uit

- laat de ander ook aan het woord. Stel bijvoorbeeld een vraag

Dat doe je als volgt:

2. Als jij luistert:

- laat de ander uitpraten

- laat merken dat je luistert. Dat kan door vriendelijk te kijken, de ander aan te kijken of te knikken

- stel een vraag als iets niet duidelijk is of als je maar wilt weten

• Open (wat, waarom enz.) en gesloten vragen (ja of nee) 

Theorie Spreken en gesprekken

Open en gesloten vragen

Om een goed gesprek te voeren is het belangrijk dat je leert om open vragen te stellen. Dat geeft jou gesprekspartner de mogelijkheid om te vertellen en langere antwoorden te geven.

Heb je een leuke vakantie gehad?
Is dat een

1. Open vraag
2. Gesloten vraag

Wat heb je allemaal gedaan in de vakantie?
Is dat een

1. Open vraag
2. Gesloten vraag

Vond je het een spannende wedstrijd?

Aan de slag! 

• H1 - Spreken en gesprekken: Een gesprek voeren op blz. 22

- Opdracht 1  en 2 maken we gezamenlijk.

- Opdracht 3 doe je samen met een klasgenoot.

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?

Tot de volgende les!

Houding, mimiek en intonatie

1. Houding	- Hoe sta je? - Actieve houding
2. Mimiek	- Wat doet je gezicht?
3. Intonatie	- Wat doet je stem?

Tips

- Blijf rustig, praat niet te snel.

- Rustig ademhalen

- Praat vanuit je buik.

- Goed articuleren

- Oogcontact

- Maak niet te veel drukke gebaren

- Gebruik niet te moeilijke woorden