Week 1 - Krachten

Project 3: Actie Reactie
Week 1: Krachten, grootheden en eenheden
Week 2 & 3: Energie + looptoets
Week 4: warmtetransport + looptoets
Week 5: Straling & snelheid + looptoets


1 / 49
next
Slide 1: Slide
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Project 3: Actie Reactie
Week 1: Krachten, grootheden en eenheden
Week 2 & 3: Energie + looptoets
Week 4: warmtetransport + looptoets
Week 5: Straling & snelheid + looptoets


Slide 1 - Slide

Project 3: Actie Reactie
KORKUSVAKANTIE

Week 6: Eindtoets tijdens MC2 + voorbereiding jury
Week 7: Jury (NW + Tech)


Slide 2 - Slide

Deel 1
Grootheden
en 
eenheden

Slide 3 - Slide

Wat is een grootheid?
Een grootheid is een eigenschap die je kunt meten.
Een voorbeeld is lengte. 

Slide 4 - Slide

Wat is een eenheid?
De eenheid is de maat waarin je een grootheid meet.
De eenheid komt achter een getal te staan.

Slide 5 - Slide

Noem een grootheid.
(wat kun je meten?)

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Noem een eenheid
van lengte

Slide 9 - Mind map

Noem een eenheid van tijd

Slide 10 - Mind map

Wat is een grootheid en wat is een eenheid?
Grootheid
Eenheid
lengte
oppervlakte
seconde
kilogram
snelheid
centimeter
uur
tijd
kilometer
gewicht
hectare

Slide 11 - Drag question

Voorbeelden
Zo is het niet handig om 1000 gram te noteren. Eenvoudiger is dan 1 kilogram (1 kg).
Ook noteren we meestal niet 0,000000001 meter (-9e), maar wel 1 nanometer (1 nm).

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

8 kg =....g
A
0,008
B
80
C
800
D
8000

Slide 14 - Quiz

40 mm=.......m
A
0,004
B
0,04
C
4
D
400

Slide 15 - Quiz

8 m = ........ km
2[?]
2
A
0,000008
B
0,008
C
8000
D
8000000

Slide 16 - Quiz

Deel 2

Krachten

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Wat zijn krachten?
Een kracht is elke uitwendige oorzaak, die ervoor zorgt dat een voorwerp van vorm, snelheid of richting veranderd.

Slide 19 - Slide

Wat zijn krachten?
Krachten kun je niet zien!
Je kunt wel de gevolgen van krachten zien:
  • verandering van vorm
  • verandering van richting
  • verandering van snelheid

DYNAMISCH        STATISCH
EFFECT                    EFFECT

Slide 20 - Slide

Kracht als fysische grootheid

Slide 21 - Slide

Welke soorten
krachten ken je al?

Slide 22 - Mind map

Zwaartekracht
Zwaartekracht is de kracht die 2 of meer massa's op elkaar uitoefenen. 

De zwaartekracht van de aarde werkt 
loodrecht naar beneden toe!

Zwaartekracht werkt vanuit het 
'zwaartepunt' van een voorwerp.


Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Normaalkracht
Normaalkracht is de kracht die een ondersteuning of ophanging uitoefent. 




Slide 25 - Slide

Wrijvingskracht
Wrijvingskracht is de kracht van 2 objecten die langs elkaar wrijven. Soms is het lastig dat deze er is want dan moet je zelf meer kracht zetten om bijvoorbeeld een grasmaaier vooruit te duwen.

Maar je hebt wrijvingskracht ook nodig om 
'vooruit te kunnen bewegen'. 
                      Op sneeuw loop je makkelijker dan op ijs omdat je met                          sneeuw meer wrijving hebt dan met ijs.

Slide 26 - Slide

Spierkracht
= de kracht die je kan uitoefenen met je spieren.

meer spiermassa ->
meer spierkracht

Slide 27 - Slide

Veerkracht
= de kracht waarmee een vast lichaam in zijn oorspronkelijke vorm tracht terug te keren, als je hem niet te ver uitrekt.

                                   Ook bij een trampoline maak je gebruik van                                           veerkracht. De veerkracht                                                                     zorgt ervoor dat je omhoog                                                                   'gegooid wordt en de                               zwaartekracht zorgt ervoor dat je weer naar beneden komt.

Slide 28 - Slide

Magnetische kracht


Rond een magneet bevindt zich het magnetische veld.
Dit zorgt voor magnetische krachten.

Magnetische krachten kunnen afstoten of aantrekken.

Slide 29 - Slide

Als je stilstaat op de grond dan spelen er geen krachten meer op je lichaam.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Krachten zijn WEL / NIET altijd even groot.
A
wel
B
niet

Slide 31 - Quiz

Wat is de eenheid van Kracht?
A
meter
B
kilogram
C
Newton
D
Kelvin

Slide 32 - Quiz

Wat is de afkorting van de eenheid van kracht?
A
Kg
B
Nt
C
F
D
N

Slide 33 - Quiz

Wat is geen kenmerk van
een kracht?
A
Je kan een voorwerp van richting veranderen
B
Je kan een voorwerp vervormen
C
Je kan een voorwerp van snelheid veranderen
D
Je kan krachten zien

Slide 34 - Quiz

De kracht waarmee de aarde aan voorwerpen trekt heet...?
A
Wrijvings- kracht
B
Normaal- kracht
C
Zwaarte- kracht
D
Span- kracht

Slide 35 - Quiz

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A
Magnetische kracht
B
Spierkracht
C
Zwaartekracht
D
Wrijvingskracht

Slide 36 - Quiz

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A
Normaalkracht
B
Veerkracht
C
Zwaartekracht
D
Magnetische kracht

Slide 37 - Quiz

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A
Magnetische kracht
B
Veerkracht
C
Zwaartekracht
D
Wrijvingskracht

Slide 38 - Quiz

Wat gebeurt er als twee krachten elkaar opheffen?
A
De resulterende kracht wordt groter
B
Voorwerp versnelt in richting van kracht
C
Voorwerp beweegt niet
D
Timetravel

Slide 39 - Quiz

Krachten tekenen
Een vector heeft grootte
richting, zin en aangrijpingspunt.
We tekenen een vector met een pijl:
  • De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan.
  • De zin van de pijl geeft aan welke kant de kracht opgaat.
  • De richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan.
  • De beginpunt van de pijl is de aangrijpingspunt.

    Slide 40 - Slide

    Slide 41 - Slide

    Resulterende kracht

    Slide 42 - Slide

    Resulterende kracht

    Slide 43 - Slide

    Wat is bij het TEKENEN van krachten het allerbelangrijkst?
    A
    Grootte
    B
    Richting
    C
    Aangrijpingspunt
    D
    Allemaal even belangrijk.

    Slide 44 - Quiz

    De schaal van een getekende pijl is 1 cm = 4 N. De getekende pijl is 7 cm lang. Hoe groot is de kracht?
    A
    28 N
    B
    2N
    C
    0,25N
    D
    4 N

    Slide 45 - Quiz

    Wat is de resulterende kracht?
    A
    40N
    B
    140N
    C
    0N
    D
    60N

    Slide 46 - Quiz


    A
    dezelfde zin en richting
    B
    verschillende zin en richting
    C
    dezelfde zin, maar verschillende richting
    D
    dezelfde richting, maar verschillende zin

    Slide 47 - Quiz


    A
    De kracht van Dirk is groter dan die van Maria
    B
    De kracht van Maria is groter dan die van Dirk
    C
    Hun krachten zijn even groot
    D
    Dit kan je hier niet uit afleiden

    Slide 48 - Quiz

    Waarom is een katrol zo handig als je een zware last moet optillen?
    A
    je kunt dan vanaf de onderkant trekken om de zware last naar boven te tillen
    B
    met een katrol gaat het sneller
    C
    met een katrol is minder kracht nodig
    D
    met een katrol gaat het vloeiender

    Slide 49 - Quiz