What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Maandag 24 juni
Maandag 24 juni 2024
08.30 - 09.20 uur Inloop
woordenschat toekomst
12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur Rekenen
Blok 6
12.40 - 13.30 uur Engels
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur
woordenschat thema vakantie
10.30 - 11.20 uur
toets woordenschat toekomst
11.20 - 12.10 uur
kunst
1 / 27
next
Slide 1:
Slide
NT2
ISK
This lesson contains
27 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Maandag 24 juni 2024
08.30 - 09.20 uur Inloop
woordenschat toekomst
12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur Rekenen
Blok 6
12.40 - 13.30 uur Engels
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur
woordenschat thema vakantie
10.30 - 11.20 uur
toets woordenschat toekomst
11.20 - 12.10 uur
kunst
Slide 1 - Slide
De dobbelsteen
Galgje - speel Galgje met het woord.
Zin maken - Maak een zin. Op de plaats van het woord, schrijf je een ---------.
Tekenen - teken het woord.
Uitbeelden - laat het woord zien. Je mag niet praten.
Omschrijven - vertel wat het woord betekent. Je mag het woord zelf niet gebruiken!
Een woord dat erbij hoort - noem 3 woorden die bij het woord op het kaartje horen.
Slide 2 - Slide
rekenen
Slide 3 - Slide
Zelf maken
Je maakt:
Opdrachten 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
Laat je antwoorden checken;
Nog meer tijd over? Maak de blauwe opdrachten.
Slide 4 - Slide
Pauze
timer
20:00
Slide 5 - Slide
Toets woordenschat
Vandaag maken we de toets van woordenschat.
Ga naar de website: lessonup.app
Je krijgt van je docent een inlognaam en wachtwoord.
Ben je klaar met de toets? Ga iets doen wat geen geluid maakt. We wachten tot iedereen klaar is.
Als we de toets aan het maken zijn, mag je niet met elkaar praten! Heb je een vraag, dan komt de docent langs.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Pauze
timer
30:00
Slide 8 - Slide
Engels
De docent vertelt wat we vandaag gaan doen.
Good luck!
Slide 9 - Slide
Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Vakantie.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
Slide 10 - Slide
de bestemming
(zelfstandig naamwoord)
de plaats waar je naar toe gaat;
het land/de plaats waar je naar toe gaat op vakantie;
Zin: Naar welke
bestemming
gaan jullie deze vakantie? Wij gaan naar Frankrijk!
Slide 11 - Slide
absoluut
zeker weten;
helemaal;
totaal
Zin: Ik heb
absoluut
zin om op vakantie te gaan!
Zin: Weet je dit
absoluut
zeker?
Slide 12 - Slide
adviseren
(werkwoord)
advies (tip) geven;
raad geven;
Ik adviseer, ik adviseerde, ik heb geadviseerd;
zin: Ik heb een probleem en ik wil graag advies. Wil jij mij
adviseren
wat ik het beste kan doen?
Slide 13 - Slide
de afleiding
(zelfstandig naamwoord)
De keer dat je iets anders gaat doen, vooral om te ontspannen;
Afleiding zoeken: je gaat iets doen, om niet aan het probleem te denken;
Werkwoord wat er bij hoort: afleiden (ik leid af, hij leidt af)
Zin: In de vakantie ben ik op zoek naar
afleiding
. Ik wil dan niet meer aan mijn werk denken!
Slide 14 - Slide
de heimwee
het gevoel dat je hebt als je heel graag in je eigen huis wilt zijn, terwijl je ergens anders bent;
je kan heimwee hebben naar je vaderland;
je kan ook heimwee hebben naar personen;
Zin: Dat meisje slaapt vanavond bij haar opa en oma. Maar zij heeft
heimwee
en ze wil graag naar haar eigen huis.
Slide 15 - Slide
In welke zin wordt het goede voorbeeld gegeven van het woord:
adviseren
A
Mijn beste vriend heeft een probleem. Ik vertel hem niet wat hij moet doen.
B
Mijn beste vriend heeft een probleem. Ik zeg tegen hem dat hij zelf een oplossing moet zoeken.
C
Mijn beste vriend heeft een probleem. Ik geef hem tips hoe hij het op kan lossen.
D
Mijn beste vriend heeft een probleem. Ik zeg tegen hem hoe hij het moet oplossen.
Slide 16 - Quiz
Wat is het synoniem en de tegenstelling voor:
absoluut
A
misschien/totaal
B
geen idee/misschien
C
een beetje/helemaal
D
helemaal/misschien
Slide 17 - Quiz
Wat is jouw afleiding in het weekend? Wat ga je dan doen?
Slide 18 - Open question
Heb jij wel eens heimwee naar je vaderland? Waarom wel/niet?
Slide 19 - Open question
Zoek een foto van jouw favoriete vakantiebestemming
Slide 20 - Open question
Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!
Slide 21 - Slide
Het verhaal wat je vertelt is.............niet waar. Je liegt!
Slide 22 - Open question
Ik ben al lange tijd bezig met mijn huiswerk. Ik heb echt even............nodig.
Slide 23 - Open question
Als ik op vakantie ben, heb ik na een week soms............naar mijn eigen bed.
Slide 24 - Open question
Ik vraag de docent of zij mij wil ................. welke keuze ik het beste kan maken.
Slide 25 - Open question
Ik vind Amerika de leukste .............. om naar toe te gaan als ik vakantie heb.
Slide 26 - Open question
Zinnen maken
We draaien het rad. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden:
absoluut
adviseren
de afleiding
de bestemming
de heimwee
Slide 27 - Slide
More lessons like this
Maandag 14 juni
June 2021
- Lesson with
18 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Maandag 3 juli 2023
June 2023
- Lesson with
25 slides
NT2
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Woordenschat
November 2021
- Lesson with
36 slides
Middelbare school
tussenstop 2
January 2022
- Lesson with
48 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Groep 4, woordenschat, thema 2
October 2019
- Lesson with
10 slides
Woordenschat
Basisschool
Groep 4
Dictee woordjes rijtje 1
July 2021
- Lesson with
18 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
DISK woordenschat Thema 21 les 1
July 2022
- Lesson with
23 slides
Donderdag 18 juni 2020 ochtendgroep
June 2020
- Lesson with
18 slides
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1