Leerjaar 4 - Les 01 - Herhaling lezen en luisteren

1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Het examen Nederlands bestaat uit de volgende onderdelen: 
  • Spreken
  • Gesprekken
  • Schrijven
  • Lezen en luisteren

Slide 3 - Slide

Onderdeel 4 Lezen en luisteren
  • Het lezen van teksten over verschillende onderwerpen en hier vragen over beantwoorden
  • Het luisteren naar teksten over verschillende onderwerpen en hier vragen over beantwoorden

Slide 4 - Slide

Hebben jullie vragen over het examenonderdeel lezen en luisteren?

Slide 5 - Open question

Ik wil graag hulp bij lezen en luisteren
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Ik wil deze hulp graag
A
online kleine groepjes / individueel
B
klassikaal

Slide 7 - Quiz

Hebben jullie nog andere vragen of opmerkingen?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Na een tekst intensief lezen kun je....
A
Het onderwerp van de tekst bepalen.
B
Alle vragen direct maken.
C
De tekst samenvatten

Slide 11 - Quiz

Welke tekstonderdelen bekijk je bij verkennend lezen?
A
Titel, tussenkopjes, bron, dikgedrukte/schuingedrukte woorden en plaatjes.
B
Inleiding en eerste zin van elke alinea.
C
Titel, tussenkopjes, bron, plaatjes en inleiding.
D
Titel, inleiding en tussenkopjes.

Slide 12 - Quiz

Welke dingen kwam je te weten bij globaal lezen?
A
Het onderwerp
B
Tekstdoel en tekstsoort
C
Inhoud van elke alinea en bron
D
Waar de tekst ongeveer over gaat

Slide 13 - Quiz

Je wilt de tekst helemaal begrijpen.
Welke leesmanier gebruik je?
A
Lerend lezen
B
Globaal lezen
C
Intensief lezen
D
Kritisch lezen

Slide 14 - Quiz

Je leest de reclame van de Intertoys.
Er is hier sprake van …?
A
Zoekend lezen
B
Globaal lezen
C
Lerend lezen
D
Intensief lezen

Slide 15 - Quiz

Bij welk van de onderstaande situaties ga je intensief lezen?
A
Je leest de krant en je wilt een artikel over konijnen vinden.
B
Je maakt een werkstuk over duiven en leest een tekst over duiven.
C
Je leest een tekst en je wilt het onderwerp bepalen.
D
Je maakt het examen en moet de hoofdgedachte van de tekst bepalen.

Slide 16 - Quiz

Welke dingen kon je te weten komen bij verkennend lezen?
A
Tekstdoel, tekstsoort, onderwerp.
B
Inhoud van de tekst.
C
Onderwerp en tekstsoort.
D
Tekstdoel, tekstsoort en de inhoud van de tekst.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Hoewel de Spaanse Costa’s niet meer zo populair zijn als 
een aantal jaren geleden, is het in mijn ogen nog steeds 
de ideale vakantiebestemming. 
 
Je hebt er altijd zon dus je kunt je regenkleding lekker thuislaten. 
De stranden zijn breed en het zeewater heeft een goede temperatuur. 
Verder zijn er overal Nederlandse bars te vinden waardoor je ook 
zonder Spaans te spreken aan je trekken komt. Bovendien rijden er 
vanuit Nederland verschillende busmaatschappijen naar de Costa’s 
en deze ritjes zijn helemaal niet duur. 
 
Kortom de Spaanse kust blijft mijn favoriete vakantieoord. Ik ga deze 
zomer weer! 

Slide 21 - Slide

Van welke tekststructuur is er sprake in de vorige tekst?

Slide 22 - Mind map

Als je naar de stad wilt gaan, is het probleem dat je dat alleen met de 
auto kunt doen.  
Er rijden geen bussen en fietsen is te ver. 
Een oplossing zou zijn als er kleine busjes zouden gaan rijden.  

Slide 23 - Slide

Van welke tekststructuur is er sprake in de vorige tekst?

Slide 24 - Mind map

Is het wel handig om een griepinjectie te halen? 
 
Het voordeel hiervan is, is dat het gratis is. 
Een van de nadelen van de griepinjectie is, is dat 
De bacteriën resistent worden en kan zich een 
nieuwe variant van de griep vormen. 
 
Gezien de nadelen is het voor mijn niet handig om 
een griepinjectie te halen. 

Slide 25 - Slide

Van welke tekststructuur is er sprake in de vorige tekst?

Slide 26 - Mind map

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Alle hoofdzaken op een rij.
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij.
C
De samenvatting van een tekst.
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin.

Slide 29 - Quiz

Waar staat de hoofdgedachte van een tekst vaak?
A
In het middenstuk
B
In de samenvatting
C
In de inleiding of het slot
D
Dat kun je nooit weten

Slide 30 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 31 - Quiz

Wat staat er vaak in een kernzin?
A
De minder belangrijke dingen
B
Een samenvatting
C
Een hoofdzaak
D
Een tussenkopje

Slide 32 - Quiz

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar de tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
C
Hoofdzaken en bijzaken op een rij
D
Hoofdzaken aangevuld met één of twee bijzaken

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Hoe voel je je na deze les?
A
B
C
D

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Slide

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 38 - Slide

De tekst bestaat uit vier zinnen. Wat is volgens jou de belangrijkste zin?

Slide 39 - Open question

Als zin 2 de belangrijkste zin van de tekst is,
wat is dan het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Adviseren
D
Overhalen

Slide 40 - Quiz

Als zin 3 de belangrijkste zin van de tekst is,
wat is dan het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Adviseren
D
Overhalen

Slide 41 - Quiz

Welke dubbele betekenis heeft het woord 'grenzeloos' als je let op de titel en de inhoud van de tekst?

Slide 42 - Open question

Hoe voel je je na deze les?
A
B
C
D

Slide 43 - Quiz