De Eerste Wereldoorlog (2)

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Startopdracht:

• Kijk in een tweetal naar de betekenis van de begrippen:  nationalisme, militairisme, wapenwedloop.
• Bekijk elkaars afbeeldingen en leg aan elkaar uit wat er te zien is.

4.2: De Eerste Wereldoorlog

Deze les:

• bespreken startopdracht
• Opdracht oorzaken van de oorlog
• verloop van de oorlog.
• aan de slag

Aan het einde van deze les...

... heb je laten zien dat je weet wat de begrippen: nationalisme, militairisme, wapenwedloop betekenen.

... kun je uitleggen hoe de oorlog begon.

... heb je geleerd hoe de oorlog verliep.

... ken je de betekenis van de begrippen: mobilisatie, tweefrontenoorlog en loopgraven.

Inleveren startopdracht. Kies per tweetal 1 begrip met een afbeelding.

Deze afbeelding gaat over het begrip bondgenootschap. Leg dat uit, gebruik in je antwoord de begrippen: centralen en geallieerden.

Waar gaat deze afbeelding over?

Maak een aantekening:

• Noteer Zoveel mogelijk oorzaken van het uitbreken van de eerste wereldoorlog.

apps.noordhoff.nl

Een snelle start:

Zomer 1914: grote spanningen

28 juni 1914: moord op de kroonprins van Oostenrijk in de Bosnische hoofdstad Sarajevo.

Kettingreactie: 

• Oostenrijk besluit Servië te straffen.
• Duitsland beloofd Oostenrijk in geval van nood te helpen.
• Servië krijgt hulp van Rusland
• Rusland wordt opgestookt door Frankrijk

28 juli 1914: Oostenrijk verklaard Servië de oorlog

Kettingreactie:

• Rusland maakt zijn leger gevechtsklaar
• Duitsland verklaard Rusland de oorlog
• Frankrijk gaat over tot mobilisatie
• Duitsland verklaard Frankrijk de oorlog. 

De start van de oorlog:

3 augustus 1914: Duitse leger trekt het neutrale België binnen op weg naar Frankrijk.(waarom?)

• Groot-Brittannië verklaard Duitsland de oorlog vanwege de schending van de Belgische neutraliteit.
• Overal trekken troepen enthousiast ten strijde.

Verloop van de oorlog:

• massale oorlog gruwelijk door nieuwe industrieel geproduceerde wapens.
• eerste weken al honderdduizenden doden en gewonden.
• opmars stopt, legers graven zich in in loopgraven.
• Duitsers, Fransen, Britten en Belgen liggen vanaf eind 1914 langs een 700 km lang front tegenover elkaar.

De linies in de loopgraven

Binnen in een loopgraaf. 

Strijd aan het oostfront:

• voorkomen van een tweefrontenoorlog mislukt
• Russen sneller gevechtsklaar dan gedacht
• Westfront muurvast
• 1915: Duitse troepen naar het oostfront voor een aanval op Rusland. 

Strijd aan het oostfront:

• 1917: opstand in Rusland, tsaar treedt af .
• oorlog gaat door maar zonder succes
• begin 1918: Russische regering sluit vrede
   met Duitsland in ruil voor grondgebied.

Strijd aan het westfront: 

• Na de vrede aan het oostfront verplaatst Duitsland troepen naar het westen.
• Sinds 1914 nauwelijks beweging in het front.
• Frontgebied volledig verwoust.
• Maart 1918: Duitsland voor het eerst in 4 jaar tientallen kilometers winst.
• Toch zijn geallieerden sterker. 

Strijd aan het westfront: 

• 1917: Verenigde staten  verklaard Duitsland de oorlog.
• 1918: VS stuurt elke maand een kwart miljoen Amerikaanse soldaten naar Frankrijk.

Strijd aan het westfront: 

• Geallieerden maken beter gebruik van nieuwe wapens
• tanks
• vliegtuigen 

Het einde:

Wapenstilstand: 11- 11- 1918 om 11  uur

• Duitsland geeft de strijd op
• 10 miljoen soldaten gesneuveld
• miljoenen soldaten verminkt
• burgers vermoord of weggevoerd
• steden en dorpen verwoest

Aan de slag:

• Lees de dia's van deze les nog een keer goed door en maak een tijdlijn.
• Kies de gebeurtenis die volgens jou de grootste gevolgen gehad heeft en leg uit waarom.
• Lees de theorie van paragraaf 4.1 en maak t/m opdracht 3 (online methode)
• Werk de eerste 2 leerdoelen van de paragraaf uit. (dia 24 en 25) 

Leerdoel 1: Je hebt geleerd hoe en waardoor de Eerste Wereldoorlog begon.

Leerdoel 2: Je hebt geleerd hoe de partijen elkaar bestreden.

Aan de slag:

• Lees de dia's van deze les nog een keer goed door en maak een tijdlijn.
• Kies de gebeurtenis die volgens jou de grootste gevolgen gehad heeft en leg uit waarom.
• Lees de theorie van paragraaf 4.1 en maak de opdrachten (online methode)
• Werk de eerste 2 leerdoelen van de paragraaf uit. (dia 24 en 25)