P: Probleem
Wat zegt je verpleegkundige (of klinische) blik of observatie over het probleem?
Welke klachten uit de patiënt?
Wordt de patiënt hierdoor beperkt in zijn doen en laten?
E: Ethiologie
Welke oorzaken herken je?
Zijn er andere factoren die invloed hebben op het probleem? Denk aan overig medicatiegebruik of intoxicaties (roken, alcohol, drugs), eerdere traumatische ervaringen, maatschappelijke of psychosociale problemen? Heeft de patiënt een netwerk om zich heen waar hij op terug kan vallen?
S: Symptomen
Welke symptomen herken je?
Hebben deze symptomen gevolgen voor jouw patiënt? Op somatisch (lichamelijk) of mentaal (geestelijk) gebied? Wat is de reactie van de patiënt?