Havo 5 les 11

1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Innovatie
Investeringen in Onderzoek & Ontwikkeling:
- productinnovatie: product wordt beter (anders)
- procesinnovatie: manier waarop product gemaakt wordt, wordt verbeterd.

Slide 4 - Slide

Voordeel patent
Voordeel van patent voor de samenleving:
Als er geen mogelijkheid voor patent zou zijn, zouden veel innovaties niet plaatsvinden. Het kost een bedrijf vaak veel geld om onderzoek te doen, en als de kennis dan door iedereen gebruikt zou kunnen worden, is mogelijke opbrengst voor het bedrijf zelf veel kleiner.

Slide 5 - Slide

Nadeel patent
Nadeel van een patent voor de samenleving:
Bedrijf mag product als enige op de markt brengen en is daarmee monopolist. Hierdoor onstaan hoge prijzen.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Begrippen over samenwerking
Zelfbinding: "een keuze" maken uit strategisch onderhandel oogpunt 
(bijv. CAO-onderhandelingen)

Normbesef: sociale norm heb je je aan te houden. 
(bijv. Buurtfeest? Iedereen komt, dat is "normaal".)

Collectieve dwang: deelname afdwingen, door iets te verplichten
(bijv. koop je een appartement? verplicht onderhoud door de VVE)

Slide 9 - Slide

zelfbinding

Bij zelfbinding ‘bindt’ een partij zich vrijwillig aan het maken van een bepaalde keuze.
Zelfbinding kan op allerlei manieren, maar wordt voor de tegenpartij pas geloofwaardig wanneer er kosten verbonden zijn aan het niet-uitvoeren van de voorgenomen strategie.

Met andere woorden; zelfbinding wordt geloofwaardiger wanneer de bindende partij een negatieve consequentie verbindt aan zijn dominante strategie.
Wanneer de ander weet dat jij bij het breken van je belofte nadeel zult ondervinden, zal de belofte eerder geloofd worden. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door verzonken kosten te maken.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Verschillende ondernemingsvormen

Slide 18 - Slide

Voor welke ondernemingsvorm zou een zzp'er kiezen?
A
bv
B
vof
C
nv
D
eenmanszaak

Slide 19 - Quiz

Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
CV
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 20 - Quiz

Bij welke ondernemingsvormen heb je aandelen?
A
BV
B
NV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 21 - Quiz

Bij deze ondernemingsvormen wordt vennootschapsbelasting betaald.
A
Eenmanszaak
B
Vennootschap onder firma
C
Besloten Vennootschap
D
Naamloze Vennootschap

Slide 22 - Quiz

Wat is geen ondernemingsvorm?
A
Eenmanszaak
B
Tweemanszaak
C
Besloten vennootschap (BV)
D
Naamloze vennootschap (NV)

Slide 23 - Quiz

Bij welke ondernemingsvormen ben je privé aansprakelijk?
A
BV
B
Eenmanszaak
C
NV
D
VOF

Slide 24 - Quiz

Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
CV
D
BV

Slide 25 - Quiz

Wat geeft een ondernemingsvorm aan?
A
wie de eigenaar is
B
wie op welke manier verantwoordelijk is
C
wie er werken

Slide 26 - Quiz

Welk van de vier is GEEN ondernemingsvorm?
A
Eenmanszaak
B
V.o.F
C
B.V.
D
A.P.

Slide 27 - Quiz

De aandelen mogen NIET verkocht worden bij deze ondernemingsvorm
A
BV
B
NV
C
Eenmanszaak
D
VOF

Slide 28 - Quiz