Regulier/versneld OWH Periode 3 Les 5

OWH
Ondersteunen bij wonen en huishouden.

Periode 3 Les 5
1 / 26
next
Slide 1: Slide
OWHMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

OWH
Ondersteunen bij wonen en huishouden.

Periode 3 Les 5

Slide 1 - Slide

Werkprocessen
Tijdens deze module werken we aan de volgende 3 werkprocessen:
  • P2-K1-W1 Ondersteunt bij Wonen en Huishouden
  • P2-K1-W5 Assisteer bij voorraadbeheer
  • B1-K1-W7 Voert eenvoudige onderhouds- en herstelwerkzaamheden uit

Slide 2 - Slide

Planning
  • Nog 4 weken les;
  • Week 9: Toetsweek = TOETS
  • Theorie en vaardigheden;
  • Praktijklokaal (0.126);
  • Theorielokaal (1.018 of 1.036);
  • WE STARTEN ALTIJD IN HET THEORIELOKAAL.

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • De student weet waar je rekening mee moet houden wanneer je boodschappen doet voor een cliënt.
  • De student kent het verschil tussen THT en TGT.
  • De student weet hoe je een koelkast moet schoonmaken.
  • De student kent het begrip HACCP en kan uitleggen wat het inhoudt.

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen?
1. Herhaling.
2. Theorie.
3. Vaardighedenlijst / Opdracht.

Slide 5 - Slide

Je zet levensmiddelen in een kast samen met schoonmaakmiddelen?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Moet je schoonmaakmiddelen uit de buurt houden van verwarde mensen?
A
Ja!
B
Ja!

Slide 7 - Quiz

Zet schoonmaakmiddelen in een andere kast dan schoonmaakmaterialen!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Kinderen mogen met schoonmaakmiddelen spelen!
A
NEE
B
Ja natuurlijk.

Slide 9 - Quiz

Herhaling
  • Zet schoonmaakmiddelen in een afgesloten kastje, liefst hoog.
  • Sluit de verpakking goed.
  • Bewaar schoonmaakmiddelen in de originele verpakking.
  • Houd ze uit de buurt van vuur.
  • Houd ze uit de buurt van levensmiddelen.
  • Ruim ze meteen na gebruik op.

Slide 10 - Slide

Boodschappen doen
Als helpende moet je soms boodschappen doen, bijvoorbeeld als je in de thuiszorg werkt, of samen met cliënten met een verstandelijke beperking. In supermarkten liggen de schappen vol met levensmiddelen. Je kunt natuurlijk zo de winkel instappen en je kar volladen. Beter is het om van tevoren een lijstje te maken van wat je nodig hebt. Ook in de winkel moet je je hoofd erbij houden. Naast de prijzen let je ook op de kwaliteit van de levensmiddelen. Thuis aangekomen bewaar je de levensmiddelen op de juiste manier, zodat ze geen kans krijgen om te bederven.

Slide 11 - Slide

Boodschappen doen
Boodschappen doen moet je goed voorbereiden. Je wilt niet te veel en ook niet te weinig spullen kopen.
  • Maak van tevoren een boodschappenlijstje.
  • Naar welke winkel gaat de cliënt meestal?
  • Welk soort product & merk wil de cliënt?
  • Hoeveel is er nodig?
  • Wat is het budget voor het doen van de boodschappen?
  • Neem een tas mee.

Slide 12 - Slide

Boodschappen doen
Aandachtspunten bij het boodschappen doen:
  • Betrek of begeleid de cliënt bij het boodschappen doen.
  • Houd rekening met de wensen van de cliënt.
  • Let op de prijs van producten.
  • Let op de kwaliteit en de versheid.
  • Betrek of begeleid de cliënt bij het opruimen.
  • Laat de cliënt de boodschappen en de kassabon controleren.
  • Schrijf de uitgaven eventueel in een kasboekje.

Slide 13 - Slide

Verpakkingen
Op verpakte levensmiddelen staat veel informatie. Het is niet altijd nodig om alle informatie te lezen. Soms is het wel aan te raden, bijvoorbeeld als een cliënt allergisch is voor een bepaalde stof.
  • Op de verpakking kun je lezen welke ingrediënten erin zitten.
  • E-nummers (hulpstoffen)
  • Houdbaarheid

Slide 14 - Slide

Verpakkingen
Op de verpakking staat hoe lang een product houdbaar is. Deze termen komen het meest voor:
  • Te gebruiken tot (TGT). Dit betekent dat het product na de vermelde datum niet goed meer is. Je moet het product dan weggooien.
  • Ten minste houdbaar tot (THT). Dit betekent dat de kwaliteit van het product tot die datum gegarandeerd is. Na deze datum kan de kwaliteit achteruitgaan. Dat betekent niet automatisch dat het product bedorven is.

Slide 15 - Slide

Maak de opdrachten bij les 5



  • De opdracht staat in Canvas. 
timer
15:00

Slide 16 - Slide

HACCP
Omdat hygiëne zo belangrijk is als je met voedsel werkt, is er in heel Europa een voedselveiligheidssysteem opgesteld. Dit systeem is wettelijk verplicht. De internationale naam van dit systeem is HACCP. Het is een Engelse afkorting die staat voor Hazard Analysis and Critical Control Points. De Nederlandse vertaling is gevarenanalyse en kritische controlepunten.

Slide 17 - Slide

HACCP
De zeven kernpunten van het HACCP-systeem zijn:
  1. Analyseer alle mogelijke gevaren (Hazard en Analysis) van de processen die binnen het bedrijf worden uitgevoerd.
  2. Bepaal de Critical Control Points (CCP). Dit zijn punten die onder controle gehouden moeten worden om een gevaar voor de voedselveiligheid te voorkomen.
  3. Stel per CCP een norm vast.
  4. Stel vast hoe een CCP gecontroleerd wordt.
  5. Leg vast wat je doet als tijdens een controle blijkt dat een CCP niet aan de vastgestelde norm voldoet.
  6. Controleer regelmatig of het HACCP-plan goed is.
  7. Leg alles vast. Houd documentatie en registraties bij.

Slide 18 - Slide

Voorbeeld HACCP
Wanneer literpakken melk bij een restaurant aankomen, moeten ze een aflevertemperatuur van maximaal 7 °C en een houdbaarheid (THT-datum) van minimaal vier dagen hebben. Kritische punten (CCP) zijn hier dus de bewaartemperatuur en de bewaartermijn.

Een dienstverlener die in de keuken staat, controleert de temperatuur bij aflevering en vermeldt dat in het logboek.


Slide 19 - Slide

Koelkast schoonmaken
  • Zet alle benodigdheden klaar: afwasbak, afwasmiddel, allesreiniger, soda, talkpoeder, afwasborstel, theedoek, vuilniszak, werkdoek.
  • Zet de koelkast uit of zet de schakelaar op stand 0.
  • Haal de koelkast plank voor plank leeg.
  • Controleer de voorraad (gooi weg wat over de datum is).
  • Maak alles schoon met de werkdoek die klamvochtig is of in het klaargemaakte sopje. Droog ze daarna af met de theedoek.
  • Zet alles terug en zet de koelkast aan.


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

CASUS
Anja gaat boodschappen doen voor meneer Bosman. Ze heeft een boodschappenlijst voor de supermarkt om de hoek. Op de boodschappenlijst staat:
  • een paar appels
  • brood
  • jam
  • koffie
Ze krijgt 15 euro voor de boodschappen.

Slide 22 - Slide

Wat moet Anja weten om de juiste producten te kunnen kiezen?

Slide 23 - Mind map

In de koelkast staat een pak yoghurt waar "THT 13-10-2023" op staat. Elisa maakt het pak op 4 oktober open. Daarna zet ze het pak terug in de koelkast.

Welke uitspraak is juist?
A
De yoghurt blijft tot 13 oktober goed.
B
De yoghurt blijft tot na 13 oktober goed.
C
De yoghurt is nog maar beperkt houdbaar.
D
De yoghurt moet binnen 1 dag op!

Slide 24 - Quiz

Aan de slag
  • Vaardighedenlijst.
  • Opdrachten afmaken/inhalen.

Slide 25 - Slide

Lesdoelen behaald?

Zijn er nog vragen?

Slide 26 - Slide