Economie leerjaar 2 H2.1 Consumeren is kiezen

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis
Paragraaf 1 Consumeren is kiezen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis
Paragraaf 1 Consumeren is kiezen

Slide 1 - Slide

Goedemorgen klas 2K2
Zit je telefoon in de telefoontas?
Zit je op de juiste plek volgens plattegrond?
Heb je, je boeken op tafel?
Heb je een pen op tafel?
Je etui zit in je tas!
Je bent stil, wacht tot dat de les begint. 

Slide 2 - Slide

Zelf gemaakte afspraken
1: Elkaar accepteren / respecteren
2: Aardig zijn voor elkaar
3: We luisteren aandachtig naar elkaar
4: Rustig zijn  Concentratie
5: Conflicten klein houden
6: Elkaar aanspreken op (storend) gedrag

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen ?
  • Uitleg andere werkwijze
  • aan de slag
  • afsluiting ( 5 minuten voor tijd)

Slide 4 - Slide

Andere werkwijze
  • Lesson up zelfstandig maken ( oortjes gebruiken voor de filmpjes) in stilte
  • Maak de opgaven paragraaf ( op fluistertoon samen of alleen.)
  • Snap je een vraag niet steek je vinger op. Kom dan bij mij !
  • Ben je klaar ? Steek dan je vinger op. Na toestemming kom dan met je werkboek. Ik controleer  of je mag nakijken
  • Je gaat het nakijken en kom met je antwoordenboek en werkboek naar mij toe na toestemming van mij ( Steek dus je vinger op)
  • Ik teken de paragraaf af.
  • Gedurende de les mag je na de lesson up op fluistertoon overleggen met je buurman/vrouw.
  • Je gaat dus niet lopen door de klas
  • Wanneer je klaar bent overleg je met mij wat je gaat doen.

Slide 5 - Slide

Aan de slag
  • Lesson up zelfstandig doorlopen
  • Als je nog geen account heb kun je deze aanmaken.
  • Hulp nodig ? steek  je vinger op. Na toestemming van mij kom je met je laptop naar mij en dan help ik je.
  • Jullie klassencode= ZMXJX

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Consumeren is kiezen ( leerdoelen)
  • Wat zijn behoeften?
  • Wat is consumeren?
  • Wat is schaarste?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Vraag
  1. Wat betekent 'een behoefte'?
  2. Welke behoefte vind je op het plaatje hieronder?

Slide 10 - Slide

Begrip: behoefte
Behoefte: alles wat je nodig hebt of wat je graag wilt hebben

Als je in je behoeften voorziet, ben je aan het consumeren.

Slide 11 - Slide

In je behoeften voorzien of wel consumeren:

Iets te kopen

Zelfvoorziening

Slide 12 - Slide

Produceren
  • Produceren = het maken van goederen en het leveren van diensten. 

Slide 13 - Slide

Productie
We maken onderscheid tussen:
- Betaalde productie, iets doen of maken tegen betaling
- Onbetaalde prodcutie, iets doen of maken zonder betaald te worden

Slide 14 - Slide

Schaarste
  • Middelen (geld) zijn beperkt
  • Behoeften zijn oneindig
  • Gevolg: schaarste = je hebt niet genoeg middelen om in je behoeften te voorzien

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Consumeren is kiezen
  • Wat zijn behoeften?
  • Wat is consumeren?
  • Wat is schaarste?

Slide 17 - Slide

Terugblik
Belangrijke begrippen op een rij!

Slide 18 - Slide

Behoefte en Consumeren
Behoefte = Alles wat je graag wilt hebben of nodig hebt.

Consumeren = Het vervullen van een behoefte, door bijvoorbeeld iets:
  • zelf te maken
  • te kopen
  • iets op te eten

Slide 19 - Slide

Produceren en Schaarste
Produceren = 
Het maken van goederen of het leveren van diensten
=> Iets maken en/of doen voor het vervullen van een behoefte

Schaarste 
Er zijn niet genoeg middelen (denk aan tijd of geld) om in alle behoefte te voorzien.

Slide 20 - Slide

Consumeren betekent: een behoefte bevredigen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Als je graag iets wilt eten dan noem je dat..
A
consumeren
B
een behoefte
C
produceren

Slide 22 - Quiz

Wat is produceren
A
Iets kopen
B
Iets gebruiken
C
Produceren is gratis
D
Iets doen of maken voor de bevrediging van behoeften

Slide 23 - Quiz

Een broodje pindakaas eten is
A
consumeren
B
behoefte
C
produceren

Slide 24 - Quiz

In de economie betekent schaarste:
A
Dat iets zeldzaam is (zoals diamanten)
B
Dat iets heel kostbaar/duur is (zoals goud)
C
Dat iets op kan gaan (zoals olie)
D
Er zijn niet genoeg middelen (denk aan tijd of geld) om in alle behoefte te voorzien.

Slide 25 - Quiz

Zelfstandig werken op fluistertoon met je buurman of
Hoofdstuk 2 paragraaf 1 (H2.1) vanaf bladzijde 40 opgaven 1 t/m 12.
Klaar ? Steek je vinger op en kom dan bij mij. Na controle krijg je van mij een antwoordenboekje. 


Slide 26 - Slide

Zelfstandig werken in stilte
Hoofdstuk 2 paragraaf 1 (H2.1)
opgaven 1 t/m 7 (online)
+rekentrainer (in je boek pagina 67)

Slide 27 - Slide