Talent 3.7 les 1 3KB

timer
10:00
Welkom
We beginnen met 10 minuten lezen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

timer
10:00
Welkom
We beginnen met 10 minuten lezen

Slide 1 - Slide

Doel vandaag:
Woordsoorten herhalen

Slide 2 - Slide

Instapopdracht

Slide 3 - Slide

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Vorig jaar stond ik op de camping in Frankrijk.
A
stond
B
vorig
C
ik
D
camping

Slide 4 - Quiz

Het zelfstandig naamwoord
  • Zegt iets over mensen, dieren, dingen
  • Je kan er meestal de, het of een voor zetten 

Slide 5 - Slide

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Opeens zag ik een enorme rat voorbij hupsen.
A
enorme
B
rat
C
hupsen
D
zag

Slide 6 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Indiase ambtenaren hadden een grappige ervaring op een verder saaie dag.
A
ervaring
B
saaie
C
hadden
D
verder

Slide 7 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt iets over een zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Slide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Indiase ambtenaren hadden een grappige ervaring op een verder saaie dag.
A
ervaring
B
dag
C
grappige
D
verder

Slide 9 - Quiz

Wat is het voorzetsel?

Indiase ambtenaren hadden een grappige ervaring op een verder saaie dag.
A
ervaring
B
dag
C
grappige
D
op

Slide 10 - Quiz

Het voorzetsel
  • Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord.
  • Met een voorzetsel kun je een waar en wanneer aangeven.
  • Denk aan de vogel zit: in, op, naast, onder, bij........ het kooitje

Slide 11 - Slide

Wat is het voorzetsel?

Tijdens de lokale verkiezingen liep een wilde aap het stemlokaal in.
A
verkiezingen
B
de
C
in
D
wilde

Slide 12 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Woon jij dicht bij de natuur?
A
jij
B
natuur
C
dicht
D
de

Slide 13 - Quiz

Het persoonlijk voornaamwoord
  • verwijst direct naar een mens, dier of voorwerp. Het persoonlijk voornaamwoord staat op de plaats van het zelfstandige naamwoord dat hij vervangt.

Slide 14 - Slide

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

Ik woon met mijn ouders, broer en zus bij de duinen.
A
duinen
B
bij
C
mijn
D
ik

Slide 15 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Ik woon met mijn ouders, broer en zus bij de duinen.
A
duinen
B
bij
C
mijn
D
ik

Slide 16 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord
  • geeft aan van wie of wat iets is. 

Slide 17 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

In onze tuin kunnen we soms herten zien.
A
we
B
onze
C
soms
D
zien

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide



Maak opdracht:
2, 3,  van §3.7
Gebruik de leertekst op blz. 65


* Maken opdrachten
* CV afmaken
*Sollicitatiebrief afmaken
* voorbereiden beroepenmarkt

Slide 20 - Slide

Quiz
Benoem de woordsoort van het gevraagde woord

Slide 21 - Slide

Mijn middelbare school ligt op tien meter van het station.
Wat voor woord is SCHOOL
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 22 - Quiz

Mijn middelbare school ligt op tien meter van het station.
Wat voor woord is middelbare
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 23 - Quiz

Mijn middelbare school ligt op tien meter van het station.
Wat voor woord is mijn
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 24 - Quiz

Mijn middelbare school ligt op tien meter van het station.
Wat voor woord is van
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 25 - Quiz