1 Ik kan de hoofd- en bijzaken onderscheiden en kernzinnen herkennen.
2 Ik kan het schrijfdoel herkennen en de tekstsoort.
3 Ik kan de intenties, gevoelens en opvattingen van de schrijver uit de tekst afleiden.
4 Ik kan verschillende feitelijke en waarderende uitspraken, standpunten en argumenten onderscheiden.
5 Ik kan het onderwerp, de deelonderwerpen en de hoofdgedachte van een tekst bepalen.