Konjunktiv II en Adjektive

1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Heute
Vandaag: Konjunktiv II + toepassen




Binnenkort: Uitleg bijvoeglijk naamwoorden + toepassen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Konjunktiv II

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Konjunktiv II (zie ook blz. 247)
- Beleefde vraag / wens uitspreken
- Voorzichtig advies geven 
 - Niet-werkelijkheid uitdrukken
Wer könnte das sein? 
Wäre es schon Wochenende. 
Peter möchte nach Berlin

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Konjunktiv II vormen
1.) Zwakke werkwoorden: würden + infinitief 

2.) De onregelmatige werkwoorden hebben een eigen Konjunktiv II vorm

bv: sein - haben - können - sollen etc. 
 


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Konjunktiv II vormen
1. ) Vorm van het hele werkwoord de verleden tijd
haben - hatten /  sein - waren
2. Neem de stam van de verleden tijd
hatt / war
3. Zet daar de volgende uitgangen achter
4. Umlaut op de stam



ich - e
du - est
er - e
wir - en
ihr - et
sie - en

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

ich hätte
du hättest
er hätte

wir hätten
ihr hättet 
sie hätten 
ich wäre
du wär(e)st
er wäre

wir wären
ihr wär(e)t  
sie wären

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wenn wir mehr Freizeit hätten, _____ (zou) ich jeden Abend in die Disko gehen.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Wenn wir mehr Freizeit hätten, _____ (zou hebben) du auch mehr Freunde

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Vertaal: jij zou werken

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Het bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Het bijvoeglijk naamwoord
Ga naar het digitaal lesmateriaal van Neue Kontakte en maak opdracht 5 A + B

5 minuten 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Theorie 
2e blad van het schema 


This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Van welke vier factoren hangt de uitgang van een bijvoeglijk naamwoord af?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Woord dat eraan voorafgaat (der- of ein - Gruppe)
B
Of het zelfstandig naamwoord in meervoud of enkelvoud staat
C
De naamval van de woordgroep
D
Geslacht van het zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat maakt de n-sleutel duidelijk?

Slide 15 - Open question

In de n-sleutel krijgt het bijvoeglijk naamwoord –(e)n.
In welke drie gevallen verschillen de der- en de ein-Gruppe van elkaar?
Kijk goed op je schema en vergelijk

Slide 16 - Open question

In de eerste naamval mannelijk (der-Gruppe: der reiche Mann, ein-Gruppe: ein reicher Mann), in de eerste en vierde naamval onzijdig (der-Gruppe: das kleine Kind, ein-Gruppe: ein kleines Kind).

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Huiswerk 
Neue Kontakte - K4 - H : Opdrachten 5 tm 16 via het digitaal lesmateriaal 


Volgende les: 
- ontvang je de grammatica reader
- Konjunktiv I en Konjunktiv II

Slide 18 - Slide

This item has no instructions