Bs 6: regeling

Bs 6: regeling
-je kunt de werking van adrenaline, glucagon en insuline benoemen;
-je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
biologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bs 6: regeling
-je kunt de werking van adrenaline, glucagon en insuline benoemen;
-je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hormoonstelsel VS zenuwstelsel

Het zenuwstelsel en het hormoonstelsel regelen beide dingen in je lichaam. Het zenuwstelsel heeft invloed op spieren en klieren en werkt met impulsen om signalen door te geven.
De werking is snel en kortdurig.


Het hormoonstelsel bestaat uit een aantal hormoonklieren.
De klieren maken hormonen, die de werking van organen regelen. 
Hormonen vervoeren zich door het bloed, en de werking is traag maar langdurig.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions


Hormonen zijn stofjes die je lichaam zelf aanmaakt en allerlei functies van je lichaam regelen en processen beïnvloeden. Zo kunnen ze organen en weefsels aanzetten of juist afremmen.
HORMONEN

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

fotosynthese
water
koolstofdioxide
+
+
zuurstof
GLUCOSE
+
glucose is de brandstof voor onze cellen
glucose wordt vervoerd via je bloedvaten

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoe regel je de hoeveelheid glucose in je bloed?
De hoeveelheid glucose in je bloed:

– stijgt door eten 

– daalt doordat je cellen glucose gebruiken 


Te veel glucose in je bloed: 
Je lever en spieren slaan glucose op.


Te weinig glucose in je bloed: 
Glucose gaat uit de lever en spieren naar het bloed.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Na eten

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Bloedsuikerspiegel

Slide 7 - Slide

Waarom wil je niet dat de glucose hoog blijft in je bloed?
Je alvleesklier
In dit orgaan liggen groepjes cellen: eilandjes van Langerhans.
Wanneer het glucosegehalte stijgt, maken deze cellen insuline aan. Insuline zorgt ervoor dat de glucose omgezet kan worden in glycogeen, zodat het opgeslagen kan worden in de spieren en lever.
Insuline is de sleutel tot de opslag

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Insuline

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Door insuline, daalt je bloedsuikerspiegel

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Insuline 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Door welk hormoon neemt bloedsuikerspiegel weer toe?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Glucagon

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Welk hormoon veroorzaakt de verandering van glucosegehalte tussen t1 en t2?
A
Insuline
B
Glucagon
C
Glycogeen
D
Adrenaline

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Adrenaline
  • Ook adrenaline heeft invloed op de glucosegehalte in het bloed.
  • Adrenaline wordt gemaakt in de bijnieren.
  • Het enige hormoon wat kort en snel werkt!

  • Wanneer komt adrenaline vrij?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Wat ga je nu doen?
1. Wat is terugkoppeling? Wanneer gebeurt dit? Zoek dit op in je boek en bedenk er een voorbeeld bij.
2. Lezen bs 6 
3. Invullen begrippenlijst t/m bs 6

Klaar? Maak opdracht 1 t/m 9 behalve 5

Slide 19 - Slide

This item has no instructions