This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 10 min
Items in this lesson
Oefentoets par 3 en 4
Slide 1 - Slide
Wat hoort niet bij de arbeidsomstandigheden in de fabriek tijdens de industriële revolutie?
A
Hoge lonen
B
Onveilige machines
C
Ongezonde lucht
D
Afwisselend werk
Slide 2 - Quiz
Zet in de juiste chronologische volgorde
1
2
3
4
Begin industrialisatie Nederland
Periode van wederopbouw
Sociale Kwestie
Tweede Wereldoorlog
Slide 3 - Drag question
In welk jaar kregen alle mannen kiesrecht?
A
1917
B
1918
C
1919
D
1920
Slide 4 - Quiz
Hoe noemen we de problemen van de arbeiders eind 19de eeuw?
A
Liberale kwestie
B
Corona
C
Sociale kwestie
D
Asociale kwestie
Slide 5 - Quiz
Gastarbeiders die in Nederland kwamen moesten hun land verlaten omdat zij daar niet veilig waren.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
In welk jaar was de eerste oliecrisis?
A
1973
B
1975
C
1977
D
1979
Slide 7 - Quiz
Welk begrip past er bij het plaatje?
A
Sociale Kwestie
B
Mechanisatie
C
Industrialisatie
D
Wederopbouw
Slide 8 - Quiz
Welke politieke stroming wilde er algemeen kiesrecht?
A
Socialisten
B
Liberalen
C
Confessionelen
D
Populisten
Slide 9 - Quiz
Wat past het beste bij de afbeelding?
A
Wederopbouw
B
Industrialisatie
C
Luxe-artikelen
D
Vakantie
Slide 10 - Quiz
Welke politieke partij hoort er bij de socialisten?
A
VVD
B
SDAP
C
ARP
D
D66
Slide 11 - Quiz
Hoe noemen we de periode na WOII in Nederland?
A
de Verlichting
B
Wederopbouw
C
Multiculturele samenleving
D
Industrialisatie
Slide 12 - Quiz
Wat is geen reden voor de invoering van het Marshallplan?
A
Handel met Europa op gang brengen
B
Zorgen voor rust en vrede
C
Verspreiding van het communisme
D
Politieke invloed krijgen in Europa
Slide 13 - Quiz
Uit welke periode komt de bron?
A
periode 1865-1890
B
periode 1930-1940
C
periode 1945-1955
D
periode 1955-1973
Slide 14 - Quiz
Vanaf wanneer gaat het echt veel beter met de Nederlandse economie na WOII?
A
Jaren '50
B
Jaren '60
C
Jaren '70
D
Jaren '80
Slide 15 - Quiz
Veel Turkse en Marokkanen kwamen in de jaren '60 binnen als?
A
Vluchteling
B
Seizoensmigrant
C
Gastarbeider
D
Migrant uit de kolonien
Slide 16 - Quiz
Wat past het beste bij het plaatje?
A
Fietsles
B
Oliecrisis
C
Wederopbouw
D
Industrialisatie
Slide 17 - Quiz
Noem twee luxe-artikelen die in de jaren '60 door Nederlanders gekocht konden worden.
A
Laptop en auto
B
Auto en mobiele telefoon
C
Auto en koelkast
D
Koelkast en mobiele telefoon
Slide 18 - Quiz
Wie bedacht het kinderwetje van 1874?
A
Johan Rudolf Thorbecke
B
Mark Rutte
C
Koning Willem III
D
Samuel van Houten
Slide 19 - Quiz
Welke twee oorzaken zorgden voor de verminderde werkgelegenheid van laaggeschoolde mensen?
A
Machines nemen het werk over en werk verdwijnt naar Amerika
B
Werk verdwijnt naar hoge lonenlanden en de regering wil geen productiewerk meer
C
Machines nemen het werk over en werd verdwijnt naar lagelonenlanden
D
Machines nemen het werk over en veel fabrieken moesten sluiten ivm milieuvervuiling
Slide 20 - Quiz
⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?
"Ik kom op voor de belangen van de arbeiders."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist
D
conservatief
Slide 21 - Quiz
Deze opdracht gaat over de manier waarop Nederland in de 19e eeuw een echt industrieland werd. Geef van elke zin aan of deze juist of onjuist is.
1. De industrialisatie in Nederland begon rond 1865, toen de textielnijverheid overging op industriële productiemethodes. 2. De industrialisatie had tot gevolg dat de werkgelegenheid in de Nederlandse landbouw steeds verder toenam. 3. Door de industrialisatie trokken veel mensen naar de stad.
A
1. juist, 2. onjuist, 3. juist
B
1. onjuist, 2. onjuist, 3. onjuist
C
1. juist, 2. juist, 3. onjuist
D
1. juist, 2. onjuist, 3. juist
Slide 22 - Quiz
Wanneer liet de regering de lonen los?
A
Jaren '50
B
Jaren '60
C
Jaren '70
D
Jaren '80
Slide 23 - Quiz
En nu?
Rustig aan de slag met de samenvatting van paragraaf 3 en 4.