2.d: Het onderwerp van een tekst

Welkom!
Ga rustig zitten en pak alvast je schrift en een pen erbij. Pak ook je laptop en log in op de LessonUp.


Wat gaan we vandaag doen?


Les 2.2: Het onderwerp van een tekst
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga rustig zitten en pak alvast je schrift en een pen erbij. Pak ook je laptop en log in op de LessonUp.


Wat gaan we vandaag doen?


Les 2.2: Het onderwerp van een tekst

Slide 1 - Slide

Huiswerk bespreken
Het huiswerk was:


H2. Kracht van verhalen
3. Tekstdoelen, blz. 38

Leren: blz. 39
Maken: opdracht 1 t/m 11

+ Lezen in je leesboek + leren woordenschat





































Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Even terug naar de vorige lessen...


  • Welke tekstsoorten ken je? Noem eens een voorbeeld?
  • Wat kunnen de tekstdoelen zijn van deze tekstsoorten?

Slide 5 - Slide

Neem dit overzicht over in je schrift:
Verhalende tekst
Informerende tekst
Waarderende tekst
Vermaken
Beschrijven/ordenen
Overtuigen
Laten nadenken
Instructie geven (uitleggen)
Beoordelen/beschrijven
Delen persoonlijke ervaringen 
Verklaren of uitleggen
Activeren of verzoeken

Slide 6 - Slide

Welkom!
Ga rustig zitten en pak alvast je schrift en een pen erbij. Pak ook je laptop en log in op de LessonUp.


Wat gaan we vandaag doen?


Les 2.2: Het onderwerp van een tekst

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hoofdgedachte
  • Lees intensief om te vinden
  • Samenvatting van de tekst in 1 zin
  • Soms staat hij in de tekst, soms moet je hem zelf bedenken
  • De hoofdgedachte is het antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste dat de schrijver zegt over het onderwerp? 
  • Een goede schrijver zal de hoofdgedachte in de inleiding en/of het slot benoemen.    

Slide 15 - Slide

Hoe vind ik de hoofdgedachte?
  1. Bepaal wat het onderwerp is;
  2. Je leest de tekst precies ;
  3. Vaak staat de hoofdgedachte in de inleiding of in het slot, maar soms moet je hem zelf formuleren.  

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Even checken!

Slide 18 - Slide

Wat zijn deelonderwerpen?

Slide 19 - Open question

Hoe vind je de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 20 - Open question

Wat is de juiste vorm van de hoofdgedachte?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 21 - Quiz

Waar kijk je naar als je het onderwerp van de tekst wilt bepalen?

Slide 22 - Open question

Wat is de juiste vorm van het onderwerp?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 23 - Quiz

Schrijf eens op: 

1. Wat is het onderwerp van de tekst?

2. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 24 - Slide

Antwoord:
Het onderwerp is:
Verzamelingen/het verzamelen van spulletjes

De hoofdgedachte is:
De waarde van een verzameling hangt af van de prijs en van de emotionele betekenis ervan

Slide 25 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

A. Het programma van Ad begint om half acht. Dan staat hij op en eet hij een boterham.

B. Om half twaalf gaan alle gevangenen terug naar hun cel.

C. Niet alle gevangenen hebben hetzelfde dagprogramma.

D. Iedereen van zijn werkzaal begint op dat moment en ze werken door tot half twaalf.

Slide 26 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

A. Het programma van Ad begint om half acht. Dan staat hij op en eet hij een boterham.

B. Om half twaalf gaan alle gevangenen terug naar hun cel.

C. Niet alle gevangenen hebben hetzelfde dagprogramma.

D. Iedereen van zijn werkzaal begint op dat moment en ze werken door tot half twaalf.
Antwoord:
C:
er worden in de tekst overeenkomsten en verschillen genoemd bij het onderwerp dagprogramma (in een gevangenis). Signaalwoorden: de één, de ander, weer anderen, alle gevangenen.

Slide 27 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

 A. En dat is nou net de truc: de huid wordt gewoon ververst, maar de ingekapselde inkt blijft voor altijd en eeuwig zitten.
 
B. Als je met een pen op je arm tekent, verdwijnt de tekening na een tijdje. Dat komt doordat de inkt samen met de dode huidellen van je lichaam valt.
 
C. De huid schrikt van de tatoeage-inkt, omdat het een onbekende stof is.
 
D. Het inkapselen is dus eigenlijk een beschermingstruc van je lichaam, maar wordt door tatoeëerders slim gebruikt om de inkt voor altijd op z'n plek te houden.

Slide 28 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

 A. En dat is nou net de truc: de huid wordt gewoon ververst, maar de ingekapselde inkt blijft voor altijd en eeuwig zitten.
 
B. Als je met een pen op je arm tekent, verdwijnt de tekening na een tijdje. Dat komt doordat de inkt samen met de dode huidellen van je lichaam valt.
 
C. De huid schrikt van de tatoeage-inkt, omdat het een onbekende stof is.
 
D. Het inkapselen is dus eigenlijk een beschermingstruc van je lichaam, maar wordt door tatoeëerders slim gebruikt om de inkt voor altijd op z'n plek te houden.
Antwoord:
D:
middel en doel in één zin samengevat! Signaalwoord: om.

Slide 29 - Slide

Heb je nog extra uitleg nodig of heb je nog vragen?
Ja
Nee

Slide 30 - Poll

Aan de slag
Maken:

2.4: Het onderwerp van een tekst, blz. 42
Lezen: blz. 43/44
Maken: opdrachten 4 t/m 15









Klaar?
Dan ga je lezen in je leesboek of je woordenlijst leren


timer
10:00
Hoe
Eerste 10 minuten individueel, in stilte.
Als de timer afgelopen is mag je zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw

Slide 31 - Slide