Avoir

Het persoonlijk voornaamwoord en het werkwoord 'avoir' (hebben)
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Het persoonlijk voornaamwoord en het werkwoord 'avoir' (hebben)

Slide 1 - Slide

Wat is 'Ik' in het Frans?
A
Tu
B
Je/J'ai
C
On
D
Il

Slide 2 - Quiz

Wat is 'Jij' in het Frans?
A
Je/J'
B
Tu
C
On
D
Il

Slide 3 - Quiz

Het persoonlijk voornaamwoord
je/j' - ik
tu - jij
il/elle - hij/zij
on - wij
nous - wij
vous - jullie
ils/elles - zij

 

Slide 4 - Slide

Hoe vertaal je 'zij' in het Frans?
A
il
B
on
C
nous
D
elle

Slide 5 - Quiz

Hoe vertaal je 'wij' in het Frans?
A
Nous
B
Tu
C
Vous
D
Je

Slide 6 - Quiz

Hoe vertaal je 'zij' in het Frans?
A
ils
B
on
C
vous
D
elles

Slide 7 - Quiz

AVOIR

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Video

Tu ____ un poisson.
A
as
B
a
C
ast
D
ai

Slide 10 - Quiz

Nous ____ un petit chien.
A
avez
B
a
C
avons
D
ont

Slide 11 - Quiz

Elle ____ un frère.
A
a
B
ai
C
as
D
avez

Slide 12 - Quiz

Ils ____ une soeur.
A
avons
B
avez
C
a
D
ont

Slide 13 - Quiz

Tu ____ quel âge?
A
a
B
ai
C
as
D
avons

Slide 14 - Quiz

J'ai douze ans!

Slide 15 - Slide

Il ____ treize ans.
A
as
B
a
C
ont
D
ai

Slide 16 - Quiz

Vraag je buurman of buurvrouw hoe oud hij/zij is in het Frans.

Slide 17 - Open question