Het bondgenootschap waar Duitsland bij hoorde, heette de ...
Slide 10 - Open question
Bij welk bondgenootschap hoorde Frankrijk in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As-landen
D
NAVO
Slide 11 - Quiz
Een loopgravenoorlog is een oorlog die wordt uitgevochten vanuit schuilplaatsen in de grond:
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
In een loopgravenoorlog ligt het front langdurig op dezelfde plaats:
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in West-Europa een loopgravenoorlog uitgevochten
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quiz
A
Slide 15 - Quiz
Eerste Wereldoorlog
Tweede Wereldoorlog
Slide 16 - Drag question
In 1929 brak over de hele wereld een grote economische crisis uit. Duitsland werd extra hard getroffen.
→Waarom werd Duitsland extra hard getroffen?
A
Omdat Duitsland jarenlang te veel geld had uitgegeven aan bewapening.
B
Omdat Duitsland jarenlang te veel snelwegen had aangelegd.
C
Omdat Duitsland ook nog leningen en herstelbetalingen moest betalen.
D
Omdat Duitsland weigerde een aanpassingspolitiek te voeren.
Slide 17 - Quiz
Gebruik de bron
→Waarom is deze afbeelding een voorbeeld van propaganda? Kies het juiste antwoord.
A
Je ziet allemaal hakenkruizen op de tekening. Blijkbaar was Hitler aan de macht toen deze afbeelding werd gemaakt. Dat is propaganda: aan de macht zijn.
B
Hitler ziet er stoer uit op deze afbeelding. Hij is niet bang, hij laat zien dat hij zijn volk zal leiden. Het is dus reclame voor Hitler, en dat is wat propaganda is: politieke reclame.
C
Je ziet op de tekening dat de zon schijnt. Dat betekent dat het goed gaat met de mensen. Als het goed gaat met mensen, zijn ze heel erg propaganda.
D
Hij heeft een heel leger bij zich, dat staat achter hem. Waarschijnlijk gaat hij iedereen die het niet met hem eens is, heel hard aanpakken. En dat is wat propaganda is: je tegenstanders uitschakelen.
Slide 18 - Quiz
→Hitler viel............aan, daarmee begon de Tweede Wereldoorlog.
A
Tsjechië
B
Oostenrijk
C
Polen
D
Nederland
Slide 19 - Quiz
De Duitsers hebben zes miljoen joden vermoord.
➤Deze massamoord wordt de [...] genoemd.
Slide 20 - Open question
Sleep de gebeurtenissen in de juiste volgorde van tijd. Begin met de gebeurtenis die het langst geleden is.
Duitsland valt Polen aan.
Japan valt Pearl Harbor aan.
Duitsland valt Nederland aan.
D-day.
Atoombommen op twee Japanse steden.
Slide 21 - Drag question
➤Nederland was tijdens de Tweede Wereldoorlog:
A
Niet neutraal
B
Neutraal
Slide 22 - Quiz
➤Wanneer begon de Tweede Wereldoorlog?
A
1939
B
1940
C
1945
D
1914
Slide 23 - Quiz
➤Wat of wie herdenken wij op 4 mei??
A
Alle oorlogsslachtoffers an de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien
B
Het begin van de Tweede Wereldoorlog
C
Het einde van de Tweede Wereldoorlog
D
De Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien
Slide 24 - Quiz
➤Met de inval in welk land begon de Tweede Wereldoorlog?
A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland
Slide 25 - Quiz
‘Joden proberen altijd mensen op te lichten. Je moet ze niet vertrouwen.’
➤Is dit een vorm van antisemitisme?
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quiz
‘Een joods mens is net zo veel waard als een ander mens.’
➤Is dit een vorm van antisemitisme?
A
Ja
B
Nee
Slide 27 - Quiz
Was Hitler een dictator?
A
Ja
B
Nee
Slide 28 - Quiz
Een dictator laat het volk doen en denken wat ze willen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 29 - Quiz
D-Day was een keerpunt in de Tweede Wereldoorlog, want: