1MH - All Right PW Unit 3

All Right 1MH - Unit 3 Grammar, Vocabulary, Expressions  
1 / 42
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

All Right 1MH - Unit 3 Grammar, Vocabulary, Expressions  

Slide 1 - Slide

Deze les...
Gaan we de toetsstof herhalen:
  • Woordjes "Transportation" + "Special Days"
  • Expressions A t/m F
  • Grammatica comparisons + present continuous

...en je krijgt wat leertijd! 

Slide 2 - Slide

But first a silly question: cats or dogs?

Slide 3 - Poll

Unit 3: New York

Slide 4 - Slide

Transportation
Think about the word 'transportation' 

What do you think it means?

Slide 5 - Slide

1. Vertaal naar NL:
exciting
A
spoorweg
B
opwindend
C
halte
D
openbaar vervoer

Slide 6 - Quiz

2. Vertaal naar NL:
to transfer
A
openbaar vervoer
B
halte
C
overstappen
D
spoorweg

Slide 7 - Quiz

3. Vertaal naar het NL:
fare

Slide 8 - Open question

Silly Question: Pizza or pasta?

Slide 9 - Poll

4. Vertaal naar het Engels:
gevaarlijk

Slide 10 - Open question

5. Vertaal naar het Engels:
verkeer
A
car
B
to drive
C
traffic
D
plane

Slide 11 - Quiz

Now: "Special Days"!

Slide 12 - Slide

Match the special days to the photos.
 birthday
Christmas Day
Halloween
Valentine's day
Monday
New Year's Eve
Easter Day
4th of July
Mother's Day
wedding day

Slide 13 - Drag question

1. Vertaal naar het NL:
impressive
A
fantastisch
B
indrukwekkend
C
slecht
D
geweldig

Slide 14 - Quiz

2. Vertaal naar het NL:
wonderful
A
matig
B
plezier hebben
C
vieren
D
geweldig

Slide 15 - Quiz

3. Vertaal naar het Engels:
samenkomen
A
to get together
B
to have dinner
C
to have fun
D
to celebrate

Slide 16 - Quiz

4. Vertaal naar het Engels:
vuurwerk

Slide 17 - Open question

5. Vertaal naar het Engels:
gast

Slide 18 - Open question

Expressions: lees ze eerst goed door!

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

1. Vertaal naar het Engels (A):
Is alles in orde?

Slide 22 - Open question

2. Vertaal naar het Engels (B):
Sorry, dat verstond ik niet.

Slide 23 - Open question

3. Vertaal naar het Engels (C):
Hij lijkt een beetje nerveus.

Slide 24 - Open question

4. Vertaal naar het Engels (D):
Stoor ik?

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

5. Vertaal naar het Engels (E):
Al het beste,

Slide 27 - Open question

6. Vertaal naar het Engels (F):
Fijne verjaardag en nog vele jaren!

Slide 28 - Open question

GRAMMAR UNIT 3
LET'S GO THROUGH IT ONE MORE TIME

Slide 29 - Slide

Grammar: Comparisons:
1. My brother is .... (tall) my mom.
A
more tall than
B
taller than
C
the most tall
D
the talllest

Slide 30 - Quiz

Grammar: Comparisons
2. She is wearing ... (beautiful) dress.
A
more beautiful than
B
beautifuller than
C
the most beautiful
D
the beautifullest

Slide 31 - Quiz

Grammar: Comparisons
3. He is ... (good) at sports than me.
A
gooder
B
more good
C
better
D
the best

Slide 32 - Quiz

4. Welke comparison is NIET juist:
A
bad - badder - baddest
B
big - bigger - biggest
C
small - smaller - smallest
D
far - further - furthest

Slide 33 - Quiz

5. Welke comparison is NIET juist:
A
big - biger - biggest
B
good - better - best
C
busy - busier -busiest
D
nice - nicer - nicest

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Wat zijn signaalwoorden voor de present continuous en welke horen bij de present simple?
Present Simple
Present Continuous
Right now
Today
Never
This moment
Often
Every week

Slide 38 - Drag question


Present Continuous
Wanneer gebruik je de Present Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 39 - Quiz

Ik kan aan de zin zien of ik present simple of present continuous moet gebruiken
A
ja (super!)
B
nee (tip: oefen in Classroom!)
C
een beetje (tip: oefen in Classroom!)

Slide 40 - Quiz

Well done you!

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide