Geld-3

het geld
1 / 48
next
Slide 1: Slide
RekenenISK

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

het geld

Slide 1 - Slide

Lesdoelen: aan het eind van de les ken jij...
  • Woorden die met geld te maken hebben?
  • Weet je hoeveel je moet betalen.
  • Weet je of je het kan kopen.

Slide 2 - Slide

Hoe gaan we leren?
  • LessonUp: samen en individueel

Daarna zelfstandig op eigen niveau 


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

de bank

Slide 5 - Slide

de bank

Slide 6 - Slide

de pinauatomaat

Slide 7 - Slide

de pinauatomaat

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

het briefgeld

Slide 10 - Slide

de pinpas

Slide 11 - Slide

de pinpas

Slide 12 - Slide

de kassa

Slide 13 - Slide

de kassa

Slide 14 - Slide

de spaarpot

Slide 15 - Slide

de spaarpot

Slide 16 - Slide

de munt

Slide 17 - Slide

de munten 

Slide 18 - Slide

de prijs

Slide 19 - Slide

de prijs

Slide 20 - Slide

de portemonnee

Slide 21 - Slide

de portemonnee

Slide 22 - Slide

het muntgeld
de mobiel
het briefgeld
de pinpas
Manieren om te betalen: met ...

Slide 23 - Drag question


A
de paspin
B
de pinpas
C
de geldpas
D
de poespas

Slide 24 - Quiz


A
de pinpas
B
de bank
C
de kassa
D
de pinautomaat

Slide 25 - Quiz


A
de kassa
B
de kasa
C
de kaas
D
de klas

Slide 26 - Quiz

Pinpas of Portemonnee?

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Onze Euro munten

Slide 29 - Slide

Wat is de grootste munt waar we mee mogen betalen?

Slide 30 - Open question

Wat is de kleinste munt waar we in Nederland mee mogen betalen?

Slide 31 - Open question

Onze Euro biljetten

Slide 32 - Slide

Wat is het kleinste briefje waar we mee kunnen betalen?

Slide 33 - Open question

Je hebt 20,00 euro


Je koopt 2 pizza's á 8€. Heb je genoeg geld?
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quiz

Vul in: het bedrag in cijfers.
Negen euro en vijftig cent

Slide 35 - Open question

Vul in: het bedrag in cijfers.
Honderdtwintig euro

Slide 36 - Open question

Vul in: het bedrag in cijfers.
Zeventachtig euro en twintig cent

Slide 37 - Open question

Wat is elektronisch betalen ?
A
Betalen via de computer
B
Betalen via de smartphone
C
Betalen met een bankbiljet
D
Betalen met je pinpas

Slide 38 - Quiz

Elektronisch betalen doe je met:
A
een geldautomaat
B
contant geld
C
een PIN pas
D
een betaalautomaat

Slide 39 - Quiz

Elektronisch betalen
Het geld gaat via jouw rekening naar de rekening van iemand anders. 
- Via de bankpas 
- Contactloos (Via je bankpas, telefoon of zelfs een Smart watch) 
- iDeal 
- Creditcard 

(Snel en veilig) 

Slide 40 - Slide

Welke twee soorten geld heb je?
A
Losgeld en briefgeld.
B
Duur geld en goedkoop geld.
C
Geld om vast te houden en elektronisch geld.
D
Veel geld en weinig geld.

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Video

Één fles cola kost 2 euro.
Je koopt 6 flessen cola.
Hoeveel moet je betalen?
A
15,00
B
6,00
C
12,00
D
8,00

Slide 43 - Quiz

Ik heb:

Wat kan ik kopen?
A
2 pizza's van 8 euro per stuk.
B
2 döner kebab van 6 euro per stuk en een blikje drinken van 2 euro
C
1 zak appels van 2 euro, 1 doos aardbeien van 2 euro en een een brood van 2 euro
D
ik weet het niet

Slide 44 - Quiz

Ik heb:

Wat kan ik kopen?
A
2 paar schoenen. De schoenen kosten € 26,- per paar.
B
Twee truien De truien kosten €27,50 per stuk
C
Een broek van 45,- en een paar sokken van €7,50
D
Een trui van €27,50 en een broek van €20,-

Slide 45 - Quiz

Je moet € 4,10 betalen.
Je geeft de kassamedewerker € 5,-.
Hoeveel krijg je terug?
A
€1,10
B
€0,90
C
€0,10
D
€1,00

Slide 46 - Quiz

Zelfstandig werken
Hoe?
zelfstandig
Tijd
Tot de bel gaat
Klaar?
Numo vermenigvuldigen of tafeldiploma.nl
Zelfstandig werken
Rood
Stil
Oranje
Fluisteren
Groen
Overleggen

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Link