20-12 3V Modale hulpwerkwoorden in de verleden tijd

Modalverben in de verleden tijd.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Modalverben in de verleden tijd.

Slide 1 - Slide

Waar moet je opletten bij het vervoegen van de Modalverben in de verleden tijd?

Slide 2 - Open question

Modalverben im Präteritum
können (kunnen)  = konnten
müssen (moeten) = mussten
dürfen   (mogen)   = durften
wollen    (willen)     = wollten
wissen   (weten)     = wussten

Slide 3 - Slide

De uitgangen in de verleden tijd.
ich stam             + te
du stam              + test
er/sie/es stam + te
wir stam             + ten
ihr stam              + tet
sie/Sie stam     + ten

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Präteritum
(willen) Ich ______ nach Hause gehen.
A
wollte
B
willte
C
wollt
D
willt

Slide 6 - Quiz

Präteritum
(mogen) ______ du in die Disko gehen?
A
dürftest
B
mochtest
C
durftest
D
magst

Slide 7 - Quiz

Präteritum
(weten) ______ er, dass die letzte Stunde ausfiel?
A
wisste
B
wusste
C
weißte
D
wüsste

Slide 8 - Quiz

Wir (wollen, vt) ……… dich nicht stören.

Slide 9 - Open question

Er (müssen, vt) …….. zeitig aufstehen.

Slide 10 - Open question

Ihr (können, vt) …… es nicht sehen.

Slide 11 - Open question

Ich (dürfen, vt) ……. es euch nicht sagen.

Slide 12 - Open question

Jetzt du!
Übung macht den Meister.
(oefening baart kunst)

Kapitel 3 E Grammatik
Aufgabe 25 t/m 27

Fertig?
Slim Stampen -Grammatik

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Kannst du die Modalverben im Präteritum jetzt richtig anwenden?
ja
nee

Slide 15 - Poll

Hast du noch eine Frage? Antworte nur, wenn du eine Frage hast ;-)

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Link