This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Vocabulary
Periode B - A5
Slide 1 - Slide
Toets volgende week:
- Deel A: Vocabulary = E-N, N-E, en N-E in zin plaatsen
Deel B: Reading = één tekst uit je reader (met nieuwe vragen) = twee oude examenteksten
Slide 2 - Slide
Moet je nog veel/weinig leren voor het vocabulary deel?
Slide 3 - Slide
1. Translate: "eloquent"
A
elegant
B
bevoegd
C
welbespraakt
D
bijzonder
Slide 4 - Quiz
2. Translate: "disposal"
A
differentiatie
B
verwijdering
C
opheldering
D
afname
Slide 5 - Quiz
3. Translate: "devalue"
A
afbreuk doen aan
B
waarderen
C
ophelderen
D
afstand doen van
Slide 6 - Quiz
4. Translate: "conspiracy"
A
contract
B
conventie
C
samenscholing
D
samenzwering
Slide 7 - Quiz
5. Translate: "denote"
A
aangeven
B
opblazen
C
afbreken
D
ontzeggen
Slide 8 - Quiz
6. Translate: "discrete"
A
onmogelijk
B
afzonderlijk
C
voortdurend
D
onbekend
Slide 9 - Quiz
7. Translate: "admittedly"
A
opgegeven
B
opgeschreven
C
toegegeven
D
overleven
Slide 10 - Quiz
8. Translate: "compatible"
A
bereikbaar
B
combineerbaar
C
verstelbaar
D
complex
Slide 11 - Quiz
9. Translate: "convene"
A
construeren
B
kortsluiten
C
opzeggen
D
samenkomen
Slide 12 - Quiz
10. Translate: "daunting"
A
zeldzaam
B
toegewijd
C
intimiderend
D
kostbaar
Slide 13 - Quiz
11. Vertaal: "hedendaags"
A
convenient
B
contemporary
C
altruistic
D
destined
Slide 14 - Quiz
12. Vertaal: "zakelijke"
A
nocturnal
B
prudent
C
serene
D
corporate
Slide 15 - Quiz
13. Vertaal: "tekort"
A
deficiency
B
permission
C
maintenance
D
requirement
Slide 16 - Quiz
14. Vertaal: "verminderen"
A
ensure
B
diminish
C
incorporate
D
pursue
Slide 17 - Quiz
15. Vertaal: "scherpzinnig"
A
astute
B
frivilous
C
infatuated
D
mundane
Slide 18 - Quiz
16. Vertaal: "ongeveer"
A
aproximately
B
approximately
C
aproximatily
D
approximatily
Slide 19 - Quiz
17. Vertaal: "gevangenschap"
A
confinment
B
confinement
C
convinment
D
convinement
Slide 20 - Quiz
18. Vertaal: "vreselijk"
A
apaling
B
appaling
C
apalling
D
appalling
Slide 21 - Quiz
19. Vertaal: "verkrijging"
A
aquisition
B
acquisition
C
acusition
D
accusition
Slide 22 - Quiz
20. Vertalen: "handelswaar"
A
comodity
B
commodity
C
comoddity
D
commoddity
Slide 23 - Quiz
21. Translate: "to grant"
A
besluiten
B
afschuiven
C
toekennen
D
vergroten
Slide 24 - Quiz
22. Translate: "to induce"
A
overwegen
B
in gang zetten
C
verklaren
D
afleiden
Slide 25 - Quiz
23. Translate: "subordinate"
A
opvolger
B
ondergeschikte
C
vertegenwordiger
D
vervanger
Slide 26 - Quiz
24. Translate: "legislation"
A
leeropbrengst
B
leerplicht
C
wetgeving
D
rechtzaak
Slide 27 - Quiz
25. Translate: "immature"
A
meeslepend
B
indrukwekkend
C
onvoorspelbaar
D
onvolwassen
Slide 28 - Quiz
26. Translate: "to exhibit"
A
executeren
B
verdedigen
C
namaken
D
tentoonstellen
Slide 29 - Quiz
27. Translate: "forthcoming"
A
aanstaande
B
vergevorderde
C
volledige
D
ontgrendelde
Slide 30 - Quiz
28. Translate: "practitioner"
A
demonstrant
B
producent
C
ontwikkelaar
D
beoefenaar
Slide 31 - Quiz
29. Translate: "inference"
A
intentie
B
initiatief
C
gevolgtrekking
D
storing
Slide 32 - Quiz
30. Translate: "negation"
A
negativiteit
B
onderbouwing
C
uitwissing
D
ontkenning
Slide 33 - Quiz
31. Vertaal: "brandstichtend"
A
illustrious
B
insubstantial
C
incendiary
D
improbable
Slide 34 - Quiz
32. Vertaal: "volhoudend"
A
tenacious
B
precious
C
prestigious
D
vicious
Slide 35 - Quiz
33. Vertaal: "lomp"
A
menacing
B
watchful
C
ungainly
D
juvenile
Slide 36 - Quiz
34. Vertaal: "stimulans"
A
recommendation
B
incentive
C
addition
D
appreciation
Slide 37 - Quiz
35. Vertaal: "overtreden"
A
to accompany
B
to violate
C
to advance
D
to permit
Slide 38 - Quiz
36. Vertaal: "spontaniteit"
A
spontanity
B
spontaniety
C
spontaneity
D
spontaineity
Slide 39 - Quiz
37. Vertaal: "toevoeging"
A
supplement
B
suplement
C
suppelment
D
supelment
Slide 40 - Quiz
38. Vertaal: "vernedering"
A
indignation
B
indigmation
C
imdignation
D
imdigmation
Slide 41 - Quiz
39. Vertaal: "bovenmatig"
A
exessive
B
exesive
C
excessive
D
excesive
Slide 42 - Quiz
40. Vertaal: "storing"
A
inteference
B
interverence
C
inteverence
D
interference
Slide 43 - Quiz
Rest van de les:
- Bezig met woordjes leren - Lees de teksten in je reader (welke vind je makkelijk/moeilijk) - Denk om je boekverslag! (moet deze vrijdag ingeleverd & dossier-onderdeel, dus denk om de deadline!)