Miniles making questions and negations

Leerdoelen miniles
  • Ik kan zonder dicht te klappen een (online) les geven
  • Ik kan duidelijk uitleg geven
  • Ik kan er voor zorgen dat mijn leerlingen mijn lesstof goed opnemen.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Leerdoelen miniles
  • Ik kan zonder dicht te klappen een (online) les geven
  • Ik kan duidelijk uitleg geven
  • Ik kan er voor zorgen dat mijn leerlingen mijn lesstof goed opnemen.

Slide 1 - Slide

Making Questions and Negations

Slide 2 - Slide

Making Questions
  • een vorm van to do 
Making Questions
gebruik een vorm van to do
You like reading.              Jij vindt lezen leuk.
Do you like reading?      Vindt jij lezen leuk?

we  play sports.                 Wij doen aan sport.
Do we play sports?          Doen wij aan sport?

He, She and It?
Gebruik Does, in plaats van do
Watch out!
Als je does gebruikt, kun je de s van het werkwoord weg laten!

Slide 3 - Slide

Maak hier een vraag van:
I like cats
A
Does I like cats?
B
Do I like cats?
C
Like I Cats?
D
Does I likes cats?

Slide 4 - Quiz

maak hier een vraag van:
He drives to work
A
Do he drives to work?
B
Do he drive to work
C
Does he drive to work?
D
drive he to work?

Slide 5 - Quiz

maak hier een vraag van:
Lisa does what she wants.
A
Does Lisa does what she want?
B
Does Lisa do what she wants?
C
Does Lisa do what she want
D
Do Lisa do what she wants

Slide 6 - Quiz

Maak hier een vraag van:
I live in the Netherlands
A
Do I lives in the Netherlands?
B
Do i live in the Netherlands?
C
Does I live in the Netherlands?
D
Does he lives in the Netherlands?

Slide 7 - Quiz

Remember English?
Making Questions
In de verleden tijd gebruiken we voor alle vormen Did
She loved me                         Did she love me?
Ze hield van mij                     Hield ze van mij?

I thought of you                    Did i think of you?
Ik dacht aan jouw                 Dacht ik aan jouw?
Did is al in verleden tijd! dus het werkwoord kan in de tegenwoordige tijd.

Slide 8 - Slide

maak hier een vraag van:
Michelle taught maths.
A
Did Michelle taught maths?
B
Had Michelle teach maths?
C
Did Michelle teached maths?
D
Did Michelle teach maths?

Slide 9 - Quiz

maak hier een vraag van:
I had a dog
A
Did i have a dog?
B
Did I has a dog?
C
Does I had a dog?
D
Have I has a dog?

Slide 10 - Quiz

Maak hier een vraag van:
We liked spaghetti
A
Did we likes spaghetti?
B
Did we like spaghetti?
C
Had we like Spaghetti?
D
Did we liked spaghetti?

Slide 11 - Quiz

Today

  • Dilemma Monday
  • Grammar explanation
  • Check
  • Self-study
  • Quiz
Negations
Hoe maak je een normale zin ontkennent?
(In het Engels natuurlijk!)
  • Doesn't (Does not) 
  • Don't (Do not)
He, She and It
I think I want fish for dinner                               I don't think I want fish for dinner
Ik denk dat ik vis voor het eten wil                   Ik denk niet dat ik vis wil voor het eten.
De ontkenning komt voor het werkwoord

Slide 12 - Slide

Maak de zin ontkennend:
Put the books on the table

A
Doesn't put the books on the table
B
Don't put the books on the table
C
Doesn't puts the books on the table
D
Don't puts the books on the table.

Slide 13 - Quiz

Maak deze zin ontkennend:
He cleans his office
A
He doesn't clean his office
B
He don't clean his office
C
He don't cleans his office
D
He doesn't cleans his office

Slide 14 - Quiz

maak de zin ontkennend:
The man stands infront of me
A
The man doesn't stand infront of me
B
The man don't stand infront of me
C
The man don't stand behind me
D
The man doesn't stands behind me

Slide 15 - Quiz

Maak de zin ontkennend:
I enjoy cooking
A
I doesn't enjoy cooking
B
i does enjoy cooking
C
I does not enjoy cooking
D
I don't enjoy cooking

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

pets

Slide 18 - Mind map